ECLI:NL:RBDHA:2021:12483

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 november 2021
Publicatiedatum
15 november 2021
Zaaknummer
C/09/620074 / FT RK 21/846
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening in het kader van de schuldsaneringsregeling en huurverplichtingen

Op 2 november 2021 heeft verzoekster een voorlopige voorziening aangevraagd op basis van artikel 287b van de Faillissementswet, met als doel om ontruiming van haar woning door de Stichting WoonInvest te voorkomen. De zitting vond plaats op 9 november 2021, waar verzoekster en haar schuldhulpverlener aanwezig waren, evenals vertegenwoordigers van de verweerster. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekster in financiële problemen is geraakt door toedoen van haar ex-partner, die verslaafd was aan drugs en geld van haar heeft gestolen. Ondanks dat verzoekster zich in juni 2021 heeft aangemeld voor schuldhulpverlening, zijn de huurtermijnen niet tijdig voldaan, wat heeft geleid tot de ontruimingsprocedure door WoonInvest. De rechtbank overweegt dat verzoekster, met uitzondering van de dreigende ontruiming, een stabiele situatie heeft en dat haar belangen zwaarder wegen dan die van WoonInvest. De rechtbank heeft daarom besloten om het moratorium toe te wijzen, zodat verzoekster het minnelijk traject kan voortzetten en een regeling met haar schuldeisers kan bereiken. De beslissing om de ontruiming te verbieden geldt voor een periode van zes maanden, totdat de uitspraak op het verzoek tot toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling in kracht van gewijsde is gegaan of dit verzoek is ingetrokken.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANKDEN HAAG
Team Insolventies – enkelvoudige kamer
rekestnummer: C/09/620074 / FT RK 21/846
Beschikking van 9 november 2021
[verzoekster],
wonende te [adres]
[postcode en woonplaats],
verzoekster,
tegen
de stichting Stichting WoonInvest,gevestigd te [O],
verweerster,
gemachtigde: Korenhof & Partners Gerechtsdeurwaarders en Incasso.
Partijen zullen hierna worden aangeduid als verzoekster en verweerster.

1.De procedure

1.1
Op 2 november 2021 heeft verzoekster gevraagd om een voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 287b eerste lid van de Faillissementswet (Fw). Tevens heeft verzoekster een verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling ingediend.
1.2
Het verzoek strekt ertoe dat aan verweerster gedurende zes maanden wordt verboden om de woning van verzoekster te ontruimen. De ontruiming staat gepland voor
16 november 2021 vanaf 09:00 uur.
1.3
Het verzoekschrift is behandeld op de zitting van 9 november 2021. Verzoekster is hierbij verschenen en gehoord. Tevens zijn verschenen mevrouw [A] schuldhulpverlener van Kredietbank Nederland (KBN). Namens verweerster zijn verschenen de heer [Z] (Korenhof & Partners Gerechtsdeurwaarders), de heer [Y] (stagiair bij Korenhof & Partners Gerechtsdeurwaarders) en [X] medewerkster van Stichting WoonInvest.

2.De beoordeling

Het moratorium
2.1
De voorlopige voorziening van artikel 287b Fw, het moratorium, heeft blijkens de wetsgeschiedenis, voor zover hier van belang, tot doel om een soort adempauze te bereiken die de schuldenaar in staat moet stellen het minnelijk traject voort te zetten om met haar schuldeisers een regeling van haar schulden te bereiken c.q. af te ronden. De rechtbank verwijst naar Kamerstukken I 2006-2007, 29 942, C, p. 5. Hieruit blijkt dat, wil artikel 287b Fw van toepassing kunnen zijn, er met het minnelijk traject een aanvang moet zijn gemaakt.
2.2
Een redelijke uitleg van de wet brengt met zich dat met dat minnelijk schuldsaneringstraject een aanvang wordt gemaakt direct aansluitend aan de zogenaamde stabilisatiefase. Die fase heeft ten doel het in evenwicht brengen en houden van inkomsten en uitgaven van de schuldenaar; inkomsten worden gemaximaliseerd en uitgaven tot een minimum beperkt, er is geen crisis en de beslagvrije voet wordt gegarandeerd.
2.3
Uit hetgeen ter zitting is besproken volgt dat verzoekster zich halverwege juni 2021 heeft aangemeld bij de gemeente voor schuldhulpverlening. Die hulpverlening werd op dat moment voor de gemeente [M] uitgevoerd door PlanGroep. Vanaf dat moment zou het (gemeentelijke) minnelijk schuldhulptraject worden gestart, evenals ‘budgetbeheer compleet’ waarbij de vaste lasten door de schuldhulpverlener worden betaald en verzoekster alleen leefgeld ontvangt.
In juli 2021 is het dossier van verzoekster overgedragen van PlanGroep naar Kredietbank Nederland (hierna: Kredietbank), omdat vanaf dat moment de gemeente de Kredietbank inzet bij schuldhulpverleningstrajecten. Ook bij de Kredietbank is ‘budgetbeheer compleet’ geactiveerd. De Kredietbank heeft inmiddels het minnelijk traject opgestart en betaalt de vaste lasten, maar heeft nog geen aanbod aan de schuldeisers gedaan.
Wooninvest heeft desgevraagd verklaard dat zij, nadat verzoekster zich in juni 2021 bij de schuldhulpverlening heeft gemeld en ‘budgetbeheer compleet’ zou zijn geactiveerd, slechts twee keer een lopende huurtermijn heeft ontvangen, op 22 juni 2021 en op 25 oktober 2010. Het uitblijven van betaling van de lopende huurtermijnen ondanks ‘budgetbeheer compleet’ was voor Wooninvest aanleiding om alsnog over te gaan tot het starten van een procedure waarbij (onder meer) ontbinding van de huurovereenkomst met verzoekster is gevorderd en toegewezen.
2.4
De rechtbank overweegt als volgt. Verzoekster is hoofdzakelijk in de financiële problemen geraakt door toedoen van haar ex-partner die drugsverslaafd was. Haar ex-partner heeft meerdere keren geld van haar gestolen om zijn verslaving te bekostigen. Inmiddels is deze relatie beëindigd en volgt verzoekster (met behoud van uitkering) via de gemeente de opleiding tot [G]. Deze opleiding rondt zij waarschijnlijk over ongeveer een half jaar af, waarna zij in dat vakgebied aan de slag kan. De situatie van verzoekster is dus, met uitzondering van de op handen zijnde ontruiming, stabiel en biedt zowel voor verzoekster zelf als voor haar schuldeisers binnen afzienbare termijn perspectief. Onder deze omstandigheden dienen de belangen van verzoekster zwaarder te wegen dan de belangen van Wooninvest.
2.5
Weliswaar zijn de lopende huurtermijnen niet vanaf het begin van het minnelijk traject of de inzet van budgetbeheer compleet voldaan, maar die omstandigheid dient niet voor rekening van verzoekster te komen. Verzoekster verkeerde immers vanaf de start van de hulpverlening in de (terechte) veronderstelling dat haar vaste lasten zouden worden voldaan door de budgetbeheerder.
2.6
De rechtbank zal, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen verzoekster in staat stellen om het minnelijk traject voort te zetten, en om met haar schuldeisers een regeling van haar schulden te bereiken c.q. het traject af te ronden.
2.6
Het moratorium zal worden toegewezen als hierna vermeld.
De schuldsaneringsregeling
2.7
Een verzoek als het onderhavige dient niet te worden toegewezen, indien onaannemelijk is dat verzoekster tot de wettelijke schuldsaneringsregeling zal worden toegelaten. Dat laatste is niet op voorhand het geval. Daarnaast is de rechtbank gebleken dat er sprake is van een bedreigende situatie als bedoeld in artikel 287b, tweede lid, Fw.
2.8
Het verzoek tot toelating van de wettelijke schuldsaneringsregeling kan nog niet worden afgedaan, nu het minnelijke traject nog niet is afgerond. De verdere behandeling van dit verzoek zal plaatsvinden op
21 april 2022 om 14:30 uur, indien een week voor voornoemde datum een compleet verzoekschrift tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling of tot het opleggen van een dwangakkoord (inclusief bijlagen) is aangeleverd.

3.De beslissing

De rechtbank:
  • verbiedt Stichting WoonInvest tot ontruiming van de woning op het adres van verzoekster over te gaan;
  • bepaalt dat deze voorziening slechts geldt onder de voorwaarde dat
  • bepaalt dat de genoemde voorziening geldt totdat de uitspraak op het verzoek tot toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling in kracht van gewijsde is gegaan of dit verzoek is ingetrokken;
  • bepaalt dat de voorziening in ieder geval vervalt na verloop van
- bepaalt dat de voortgezette behandeling van het verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling zal plaatsvinden op
21 april 2022 om 14:30 uur, indien een week voor voornoemde datum een compleet verzoekschrift tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling of tot het opleggen van een dwangakkoord (inclusief bijlagen) is aangeleverd;
- bepaalt dat uiterlijk een week voor voornoemde datum verslag zal worden uitgebracht als bedoeld in artikel 287b, zesde lid, Fw.
Gewezen door mr. R.G.C. Veneman, rechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 november 2021 in tegenwoordigheid van A. van Groningen Schinkel, griffier.
Deze beslissing is op 11 november 2021 op schrift gesteld.