ECLI:NL:RBDHA:2021:12437
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag op grond van Dublin-regelgeving
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 22 januari 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. De verzoeker, vertegenwoordigd door mr. W.A. Berghuis, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Echter, het bestreden besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat op 4 januari 2021 was genomen, weigerde de aanvraag in behandeling te nemen op basis van de Dublin-regelgeving, waarbij Frankrijk als verantwoordelijk land werd aangewezen voor de behandeling van de asielaanvraag.
Tijdens de zitting op 19 januari 2021, waar de zaak samen met een andere zaak (NL21.141) werd behandeld, zijn de verzoeker en zijn gemachtigde niet verschenen. De Staatssecretaris was vertegenwoordigd door mr. M. van Duren. De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat, gezien de uitspraak in de andere zaak, er geen noodzaak meer was voor een voorlopige voorziening. Daarom werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen.
De uitspraak is openbaar gemaakt en er is geen mogelijkheid tot hoger beroep of verzet tegen deze beslissing. De uitspraak werd gedaan door mr. L.A. Banga, met mr. A.M. Zwijnenberg als griffier. De zaak betreft bestuursrecht en vreemdelingenrecht, en is geregistreerd onder zaaknummer NL21.142.