ECLI:NL:RBDHA:2021:12398

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 november 2021
Publicatiedatum
15 november 2021
Zaaknummer
NL21.8630 en NL21.8632
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing opvolgende asielaanvragen van Turkse eisers op grond van niet-ontvankelijkheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over de opvolgende asielaanvragen van twee Turkse eisers, die samen met hun minderjarige kinderen asiel hebben aangevraagd in Nederland. De rechtbank heeft de beroepen van de eisers ongegrond verklaard, nadat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid hun aanvragen niet-ontvankelijk had verklaard. De eisers, die de Turkse nationaliteit bezitten, hebben eerder asiel aangevraagd en zijn betrokken geweest bij politieke activiteiten in Turkije, waaronder lidmaatschap van de PKK. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris de asielaanvragen op basis van artikel 30a van de Vreemdelingenwet 2000 heeft afgewezen, omdat er geen relevante nieuwe elementen of bevindingen waren die de kans op internationale bescherming substantieel zouden verhogen.

De rechtbank heeft de procesgang besproken, waarbij de eisers hun beroep hebben ingesteld tegen de besluiten van de staatssecretaris. De rechtbank heeft op 13 oktober 2021 de zaken behandeld, waarbij de eisers werden bijgestaan door hun gemachtigde en een tolk. De rechtbank heeft de argumenten van de eisers tegen de afwijzing van hun aanvragen beoordeeld, met inachtneming van het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie in de zaak L.H. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris niet in strijd heeft gehandeld met dit arrest, aangezien de authenticiteit van de overgelegde documenten niet kon worden vastgesteld.

De rechtbank heeft verder overwogen dat de eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij niet in staat waren om originele of gelegaliseerde documenten te overleggen. De rechtbank heeft de stelling van de eisers dat zij onder een risicogroep vallen, verworpen, omdat zij niet voldoen aan de criteria van actieve politici of mensenrechtenactivisten. Uiteindelijk heeft de rechtbank de beroepen ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummers: NL21.8630 en NL21.8632

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[Naam 1], eiser, V-nummer: [Nummer 1]

[Naam 2], eiseres, V-nummer: [Nummer 2]
mede namens hun minderjarige kinderen
[Naam 3]en
[Naam 3]
hierna gezamenlijk te noemen: eisers
(gemachtigde: mr. drs. N. Wouters),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. H.J. Metselaar).

ProcesverloopBij twee afzonderlijke besluiten van 3 juni 2021 (de bestreden besluiten) heeft verweerder de opvolgende asielaanvragen van eisers niet-ontvankelijk verklaard.

Eisers hebben beroep ingesteld tegen de bestreden besluiten.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eisers hebben aanvullende beroepsgronden ingediend.
De rechtbank heeft de beroepen, samen met de zaken met nummers NL21.8631 en NL21.8633, op 13 oktober 2021 op zitting behandeld. Eisers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Als tolk is verschenen A. Dogan. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eisers zijn geboren op respectievelijk [Geb. datum 1] 1985 en [Geb. datum 2] 1981 en bezitten de Turkse nationaliteit.
2. Op 29 oktober 2015 hebben eisers asiel aangevraagd in Nederland. Daaraan hebben zij het volgende ten grondslag gelegd. Eiser was van eind 1999 tot 2000 bezorger van een Koerdische krant. Vanwege dit werk is hij door de Turkse politie opgepakt, gemarteld en vervolgens weer vrijgelaten. Eiser was destijds betrokken bij de
Halkin Demokrasi Partisi(HADEP). Via een vriend van deze partij is eiser in een kamp van de
Partiya Karkerên Koerdistan(PKK) terechtgekomen. Van 2000 tot 2004 is eiser lid geweest van de PKK. In 2000 is eisers zus ook lid geworden van de PKK. In 2005 is eiser opgepakt wegens verdenking van lidmaatschap van de PKK, maar vervolgens vrijgesproken wegens gebrek aan bewijs. Een commandant van de inlichtingendienst heeft eiser opgedragen om ervoor te zorgen dat zijn zus haar lidmaatschap van de PKK zou opzeggen. Eiser heeft hieraan geen gehoor gegeven. Vervolgens heeft eiser een dreigbrief ontvangen, is zijn winkel bij een inbraak vernield, heeft hij dreigtelefoontjes ontvangen en is er bij zijn familie navraag naar hem gedaan.
3. Bij twee afzonderlijke besluiten van 7 februari 2017 heeft verweerder de asielaanvragen van eisers afgewezen. Verweerder heeft het asielrelaas van eisers geloofwaardig geacht, met uitzondering van de bedreigingen aan het adres van eisers, en overwogen dat er geen sprake is van vluchtelingschap of een reëel risico op ernstige schade. Dit staat in rechte vast.
4. Op 10 september 2018 hebben eisers opvolgende asielaanvragen ingediend. Daaraan hebben zij ten grondslag gelegd dat zij zijn bekeerd tot het Christendom en dat zij daardoor bedreigingen hebben ontvangen. Bij twee afzonderlijke besluiten van 10 april 2020 heeft verweerder de opvolgende asielaanvragen van eisers afgewezen als kennelijk ongegrond. Verweerder heeft geloofwaardig geacht dat eisers zijn bekeerd tot het Christendom, maar niet dat zij daardoor zijn bedreigd. Dit staat in rechte vast.
5. In deze zaak gaat het om de derde asielaanvragen van eisers. Ter onderbouwing van deze aanvragen hebben eisers een achttal documenten overgelegd, waaronder een gerechtelijk schrijven waarbij toestemming wordt verleend om een aanhoudingsbevel uit te vaardigen, een verzoek van het openbaar ministerie tot het opstellen van een aanhoudingsbevel, een aanhoudingsbevel en een verklaring van de advocaat van eisers in Turkije. Eisers betogen dat uit deze documenten volgt dat alsnog moet worden aangenomen dat zij in de negatieve aandacht van de Turkse autoriteiten staan.
6. Bij de bestreden besluiten heeft verweerder deze aanvragen niet-ontvankelijk verklaard op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Verweerder stelt zich op het standpunt dat er geen sprake is van relevante nieuwe elementen of bevindingen.
7. Op wat eisers daartegen aanvoeren wordt hierna ingegaan.
De rechtbank oordeelt als volgt.
8. Op 10 juni 2021 heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie (het Hof) het arrest in de zaak L.H. tegen Nederland (arrest L.H.) gewezen (ECLI:EU:C:2021:478). In dit arrest is geoordeeld dat een opvolgende asielaanvraag in twee stappen moet worden behandeld. De eerste stap houdt in dat wordt beoordeeld of er sprake is van bewijzen of argumenten die niet eerder zijn overgelegd. De tweede stap houdt in dat wordt onderzocht of door deze nieuwe elementen een aanzienlijk grotere kans bestaat dat de verzoeker in aanmerking komt voor internationale bescherming. Verder is geoordeeld dat niet automatisch mag worden geconcludeerd dat er geen sprake is van relevante nieuwe elementen of bevindingen wanneer er een document wordt overgelegd waarvan de authenticiteit niet kan worden vastgesteld.
9. Eisers voeren aan dat verweerder niet in overeenstemming met het arrest L.H. heeft gehandeld door te overwegen dat alleen al omdat de authenticiteit van de door hen overgelegde documenten niet kan worden vastgesteld, geen sprake is van relevante nieuwe elementen of bevindingen. De rechtbank stelt vast dat verweerder bij het bestreden besluit inderdaad voorop heeft gesteld dat de authenticiteit van de door eisers overgelegde documenten niet kan worden vastgesteld en dat reeds hierom geen sprake is van nova [1] die aanleiding kunnen geven tot een andere beoordeling van het asielverzoek. Nu deze overweging, gelet op de beslissing van het Hof van Justitie in het arrest L.H., niet langer houdbaar is, is het bestreden besluit in zoverre gebrekkig gemotiveerd. De rechtbank ziet echter aanleiding daaraan geen gevolgen te verbinden voor de rechtmatigheid van het bestreden besluit. Daartoe is redengevend dat verweerder in het bestreden besluit ook inhoudelijk op de door eisers overgelegde documenten is ingegaan.
10. Verweerder heeft bij deze inhoudelijke beoordeling in de eerste plaats mogen betrekken of eisers in de gelegenheid waren om originele stukken te overleggen in plaats van kopieën. De rechtbank volgt eisers niet in de stelling dat zij hiertoe geen mogelijkheid hadden. Niet in geschil is dat stukken die behoren tot een strafrechtelijk dossier in Turkije worden opgeslagen in een digitaal systeem (
E-Devlet) en dat het in algemene zin mogelijk is om documenten vanuit dit systeem af te drukken en te laten legaliseren door de autoriteiten. Verweerder heeft niet ten onrechte overwogen dat eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij hiertoe geen mogelijkheid hadden. Bij dit oordeel betrekt de rechtbank dat eisers tegenstrijdig hebben verklaard over de wijze waarop de overgelegde kopieën zijn verkregen. Bij het indienen van de aanvragen hebben eisers namelijk gesteld dat hun advocaat in Turkije de documenten uit het digitale systeem heeft gehaald, terwijl ter zitting is verklaard dat deze advocaat de stukken via de rechtbank in Turkije heeft verkregen. Daarnaast hebben eisers niet inzichtelijk gemaakt waarom de verkregen kopieën van documenten niet in gelegaliseerde vorm konden worden verkregen. De stelling dat de advocaat in Turkije van eisers veel moeite heeft moeten doen om de kopieën te verkrijgen, is daarvoor niet voldoende. Dat de advocaat daartoe vanwege diens Koerdische afkomst niet in staat is, is niet onderbouwd. Nu eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij niet met behulp van hun advocaat aan originele, dan wel gelegaliseerde stukken konden komen, komt de rechtbank niet meer toe aan de stelling dat eisers niet meer zelf kunnen inloggen in het digitale systeem.
11. Verder heeft verweerder ten aanzien van de inhoud van de overgelegde kopieën niet ten onrechte overwogen dat het vreemd is dat de Turkse autoriteiten in 2015 een strafrechtelijk onderzoek naar eiser zouden beginnen vanwege zijn lidmaatschap van de PKK, nu hij dit lidmaatschap al in 2004 heeft beëindigd. Eisers voeren aan dat er sinds het premierschap van Erdogan steeds meer strafrechtelijke onderzoeken worden verricht naar mogelijke tegenstanders van het regime en dat er arrestaties plaatsvinden zonder gegronde beschuldigingen. Eisers beroepen zich hierbij op het algemeen ambtsbericht van de minister van Buitenlande Zaken inzake Turkije van maart 2021, in het bijzonder pagina 52. Naar het oordeel van de rechtbank is dit fragment echter niet op eisers van toepassing, omdat daar wordt beschreven hoe er wordt omgegaan met
actievePKK’ers en hun familieleden.
12. Naast de voornoemde documenten hebben eisers nog een viertal stukken overgelegd waarvan ter zitting is verklaard dat deze niet op zichzelf als nieuwe elementen of bevindingen zijn overgelegd, maar dienen als onderbouwing van de situatie van hun kinderen. Het betreft een psychologisch rapport over de kinderen van eisers, een brief van de school van de kinderen van eisers, een brief van een kinderarts over [Naam 3] en een krantenartikel en een petitie. Verweerder heeft niet ten onrechte overwogen dat deze stukken niet zien op een mogelijk vluchtelingschap of reëel risico op ernstige schade in Turkije, zodat deze stukken niet zijn aan te merken als relevante nieuwe elementen of bevindingen.
13. Zoals hiervoor onder 8 is overwogen volgt uit het arrest L.H. dat voor het aannemen van nieuwe elementen of bevindingen is vereist dat de nieuw overgelegde documenten de kans aanzienlijk groter maken dat het verzoek om internationale bescherming moet worden ingewilligd. Gelet op het voorgaande heeft verweerder zich voldoende gemotiveerd op het standpunt gesteld dat de door eisers overgelegd stukken niet aan deze maatstaf voldoen. Verweerder stelt daarom terecht dat niet is gebleken van relevante nieuwe elementen of bevindingen. Anders dan eisers aanvoeren, was het dan ook niet vereist om hen over de overgelegde documenten te horen. De opvolgende asielaanvragen van eisers zijn terecht niet-ontvankelijk verklaard.
14. Tot slot is de rechtbank van oordeel dat er geen sprake is van bijzondere, op de individuele zaak betrekking hebbende feiten en omstandigheden als bedoeld in artikel 83.0a van de Vw [2] , die noodzaken tot een andere beoordeling. In dit kader worden eisers niet gevolgd in hun stelling dat zij onder de in onderdeel C7/30.3.2 van de Vreemdelingencirculaire 2000 opgenomen risicogroepen vallen, nu zij niet zijn te scharen onder de categorieën actieve politici, journalisten of mensenrechtenactivisten die significante kritiek uiten op de autoriteiten of (toegedichte) Gülen-aanhangers.
15. De beroepen zijn ongegrond.
16. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W. Anker, rechter, in aanwezigheid van mr. A.S. Hamans, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.De rechtbank begrijpt: nieuwe elementen of bevindingen.
2.Vreemdelingenwet 2000.