ECLI:NL:RBDHA:2021:12396
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag van kwetsbare vreemdeling en overdracht aan Italië onder de Dublinverordening
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 oktober 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een kwetsbare vreemdeling, een Nigeriaanse moeder met een minderjarig kind. De eiseres had op 20 mei 2019 een asielaanvraag ingediend, maar de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had deze aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Italië verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. De rechtbank heeft de zaak aangehouden in afwachting van een uitspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) in de zaak M.T. tegen Nederland, die op 15 maart 2021 werd gewezen. In deze uitspraak bevestigde het EHRM dat Italië kan worden beschouwd als een veilige derde staat voor de opvang van kwetsbare asielzoekers, ondanks de zorgen die eiseres had over de opvangcapaciteit en de omstandigheden in Italië. De rechtbank heeft de argumenten van eiseres, waaronder de verwijzing naar rapporten van Vluchtelingenwerk en de Swiss Refugee Council, niet overtuigend geacht. De rechtbank concludeerde dat er geen reden was om te twijfelen aan het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van Italië en verklaarde het beroep van eiseres ongegrond. De rechtbank benadrukte dat het aan eiseres is om eventuele problemen in Italië te melden bij de Italiaanse autoriteiten. De uitspraak werd gedaan door mr. M.J.M. Langeveld, met mr. M.J.S. Kempers als griffier.