Uitspraak
Rechtbank den haag
1.De procedure
2.De feiten
.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft eiseres, die verloofd is geweest met de heer [A], een kort geding aangespannen tegen de Staat der Nederlanden (het Ministerie van Justitie en Veiligheid). Eiseres vordert dat het Openbaar Ministerie (OM) het onderzoek naar haar aangifte opschort totdat het gerechtshof in hoger beroep heeft geoordeeld over een eerder vonnis. Dit eerdere vonnis, gewezen in een kort geding, wees de vorderingen van eiseres af, waarbij de voorzieningenrechter oordeelde dat er geen sprake was van belangenverstrengeling of onpartijdigheid in de behandeling van de aangiften door het OM.
Eiseres stelt dat het OM onrechtmatig handelt door het onderzoek niet op te schorten, en dat dit de schijn van partijdigheid wekt. De voorzieningenrechter heeft in deze procedure vastgesteld dat er geen spoedeisend belang is bij een beslissing in kort geding, omdat de Staat heeft toegezegd het onderzoek op te schorten totdat het gerechtshof een beslissing heeft genomen. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de vordering van eiseres in dit kort geding niet kan worden toegewezen, omdat de rechtsgang bij het gerechtshof voldoende waarborgen biedt en de kans op tegenstrijdige beslissingen moet worden voorkomen.
Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter de gevraagde ordemaatregel geweigerd en eiseres veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 1.683,--. Dit vonnis is uitgesproken op 8 november 2021 door mr. G.H.I.J. Hage en mr. S.J. Hoekstra-van Vliet.