ECLI:NL:RBDHA:2021:12382

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 november 2021
Publicatiedatum
12 november 2021
Zaaknummer
C/09/611852 / KG ZA 21-455
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontruiming in kort geding met betrekking tot huurovereenkomst en begeleidingsovereenkomst

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 10 november 2021 uitspraak gedaan in een kort geding waarin de vordering tot ontruiming van een woning door de Stichting Landelijke Instelling voor Maatschappelijke Ondersteuning en Rehabilitatie (hierna: Limor) werd toegewezen. De zaak betreft een huurovereenkomst die onlosmakelijk verbonden is met een begeleidingsovereenkomst tussen Limor en de opposant, die in deze procedure werd vertegenwoordigd door een bewindvoerder. De opposant had een aanzienlijke huurachterstand opgebouwd, die eind december 2020 opliep tot € 6.297,92. Ondanks herhaalde aanmaningen en waarschuwingen van Limor, heeft de opposant geen adequate stappen ondernomen om de huurachterstand te verhelpen. De voorzieningenrechter oordeelde dat er voldoende gronden waren om de ontruiming toe te wijzen, gezien de beëindiging van de begeleidingsovereenkomst en de daarmee samenhangende huurovereenkomst. De rechter stelde een ontruimingstermijn vast tot 1 februari 2022, zodat de opposant de gelegenheid kreeg om vervangende hulpverlening en woonruimte te zoeken. De opposant werd ook veroordeeld in de kosten van de verzetprocedure.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/611852 / KG ZA 21-455
Vonnis in verzet in kort geding van 10 november 2021
in de zaak van
[de bewindvoerder] h.o.d.n. [handelsnaam opposant]te [plaats 1] in hoedanigheid van bewindvoerder van
[opposant]te [plaats 2] ,
opposant,
oorspronkelijk gedaagde,
advocaat mr. E.M. Prins te Den Haag,
tegen:
Stichting Landelijke Instelling voor Maatschappelijke Ondersteuning en Rehabilitatiete Leeuwarden,
geopposeerde,
oorspronkelijk eiseres,
advocaat mr. S. Maakal te Heerenveen.
Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als ‘ [opposant] ’ en ‘Limor’.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van Limor van 30 december 2020 met producties (hierna: de verstekdagvaarding);
- het op 18 februari 2021 door de voorzieningenrechter van deze rechtbank in kort geding tussen partijen gewezen verstekvonnis met zaak-/rolnummer C/09/604799 / KG ZA 20-1247 (hierna: het verstekvonnis);
- de verzetdagvaarding van [opposant] van 20 april 2021, met producties (hierna: de verzetdagvaarding);
- de brieven van Limor van 21 mei 2021 (met bijlagen) en 11 juni 2021;
- de brieven met bijlagen van [opposant] van 31 mei 2021 en 14 juni 2021;
- de op 16 juni 2021 gehouden mondelinge behandeling, waarbij door [opposant] pleitnotities zijn overgelegd.
1.2.
Tijdens de mondelinge behandeling is de zaak pro forma aangehouden tot 18 september 2021 om partijen in de gelegenheid te stellen het geschil in onderling overleg te beëindigen. Bij brief van 17 september 2021 heeft Limor de voorzieningenrechter gevraagd vonnis te wijzen. [opposant] heeft bij brief van dezelfde datum gevraagd om een nadere aanhouding van de zaak voor een periode van vier weken. Op dit verzoek om een nadere aanhouding heeft Limor bij brief van 14 oktober 2021 gereageerd.
1.3.
Gezien de inhoud van de brief van Limor van 14 oktober 2021 en omdat de verzochte nadere aanhouding van vier weken inmiddels feitelijk is gerealiseerd, ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding voor een verdere aanhouding van de zaak. Geen van beide partijen heeft gevraagd om voortzetting van de mondelinge behandeling. De voorzieningenrechter ziet daar ook geen reden voor. Vonnis is bepaald op heden.
1.4.
Ter zitting is vonnis bepaald op heden.

2.De feiten

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
2.1.
Limor en [opposant] hebben een begeleidingsovereenkomst met elkaar gesloten met ingangsdatum 31 januari 2019. In deze overeenkomst staat, voor zover nu relevant, het volgende:
“(…)
overwegende dat;

LIMOR gelet op haar missie professionele begeleiding biedt aan mensen die problemen ondervinden bíj het (her)krijgen en stabiliseren van socíale basisbehoeften en maatschappelijke participatie teneinde een zo groot mogelijke zelfredzaamheid te bewerkstelligen;

cliënt bovenstaande doelstelling onderschrijft en openstaat voor deze begeleiding;

LIMOR naast deze overeenkomst uitgaat van het individuele begeleidingsplan, waarin de aandachtspunten van de begeleiding nader worden beschreven en welk plan in overleg met cliënt is opgesteld en ondertekend;

in onderstaande bepalingen de verplichtingen en rechten van LIMOR en cliënt worden neergelegd.
(…)
Artikel 4 Beëindiging van de begeleidingsovereenkomst
(…)
4.2
Deze begeleidingsovereenkomst kan door LIMOR eenzijdig worden beëindigd indien zich een van de volgende situaties voordoet;
1. cliënt op stelselmatige wijze de voortgang van de begeleiding belemmert;
(…)
4.3
De beëindiging vindt niet eerder plaats nadat cliënt mondeling en/of schriftelijk op de hoogte is gesteld en met inachtneming van de een redelijke opzegtermijn van een maand, (…).
(…)”
2.2.
Met ingang van 16 augustus 2019 is tussen partijen tevens een ‘Huurovereenkomst woonruimte op naam van Limor behorende bij de Begeleidingsovereenkomst’ (hierna: de huurovereenkomst) tot stand gekomen. Op grond van de huurovereenkomst huurt [opposant] met ingang van 16 augustus 2019 woonruimte van Limor, gelegen te [adres] (hierna: de woning). In de huurovereenkomst staat, voor zover nu relevant, het volgende:
“(…)
Overwegende dat:
(…)

verhuurder in samenspraak met en ten behoeve van de huurder een begeleidingsovereenkomst heeft opgesteld, welke begeleidingsovereenkomst onlosmakelijk verbonden is met voorliggende huurovereenkomst;

huurder er van op de hoogte is dat de huisvesting en begeleiding qua omvang, financiering en organisatie alleen mogelijk is indien de begeleiding wordt afgenomen bij verhuurder;

huurder zich verplicht om gedurende de duur van de huurovereenkomst begeleiding uitsluitend van verhuurder af te nemen. Een afschrift bij de begeleidingsovereenkomst is aan deze huurovereenkomst gehecht.

huurder zich verplicht daadwerkelijk gebruik te maken van de zelfstandige woonruimte en de daaraan gekoppelde begeleiding van huurder;

de begeleiding door verhuurder en het in verhuur geven van de zelfstandige woonruimte onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden in die zin dat de huurovereenkomst eindigt op het moment dat de begeleidingsovereenkomst eindigt;

huurder hiervan op de hoogte is en onder die voorwaarden in stemt met het huren van de zelfstandige.
(…)
Artikel 3 Duur, verlenging en opzegging
3.1.
Deze overeenkomst is aangegaan voor bepaalde tijd, ingaande op 16-08-2019 en lopende gedurende de looptijd van het begeleidingstraject. (…)
3.2
Indien de begeleidingsovereenkomst wordt beëindigd ingevolge artikel 4 van de begeleidingsovereenkomst, geldt in alle gevallen dat tegelijkertijd en onherroepelijk deze huurovereenkomst eindigt en de huurder verplicht is de woonruimte, die hij/zij tijdelijk ter huisvesting ter beschikking heeft gekregen van verhuurder, te verlaten uiterlijk binnen één maand na beëindiging van de begeleidingsovereenkomst. (…) De huurder verklaart zich uitdrukkelijk op de hoogte van deze bepaling en stemt daarmee uitdrukkelijk in.
3.3
Deze huurovereenkomst zal verder door verhuurder eenzijdig kunnen worden beëindigd indien zich één van de volgende situaties voordoet;
1. huurder maakt structureel geen gebruik van de gehuurde woonruimte, naar beoordeling van de trajectregisseur/-ondersteuner.
2. huurder komt één of meer uit deze overeenkomst voortvloeiende afspraken niet na.
De procedure voor eenzijdige beëindiging is beschreven in de Richtlijn gedwongen uitplaatsing.
3.4
De beëindiging van de huurovereenkomst en daarmee het verblijf in de woonruimte, vindt niet eerder plaats nadat huurder mondeling en schríftelijk op de hoogte is gesteld, (…).
Huurder verklaart zich uitdrukkelijk op de hoogte van deze bepaling en stemt daarmee uitdrukkelijk in.
Beëindiging van de overeenkomst door opzegging geschiedt aangetekend of via een deurwaardersexploot.
(…)”
2.3.
Overeengekomen is een maandelijkse huurprijs van € 400,75, te vermeerderen met € 45,04 aan voorschot op de vergoeding voor de door (of vanwege) verhuurder ten behoeve van huurder te verzorgen leveringen en diensten.
2.4.
Op 19 november 2019 heeft Limor [opposant] voor het eerst aangeschreven in verband met een huurachterstand die zij had laten ontstaan van, op dat moment, € 891,58. Sindsdien heeft Limor diverse brieven aan [opposant] verzonden (respectievelijk op 17 maart 2020, 4 mei 2020, 17 juni 2020, 21 juli 2020, 27 augustus 2020, 30 september 2020 en 22 oktober 2020) in verband met de steeds verder oplopende huurachterstand. Eind december 2020 bedroeg de huurachterstand € 6.297,92.
2.5.
Bij brief van 7 mei 2020 heeft [opposant] een “officiële waarschuwing huurachterstand” van Limor gekregen. In deze brief staat het volgende:
“(…)
Sinds 16-08-2019 woont u in een huurwoning van Limor en ontvangt u de daaraan gekoppelde begeleiding van Limor. Aan het woontraject zijn rechten maar ook voorwaarden verbonden. Deze voorwaarden zijn vooraf met u besproken en staan vermeld in de contracten die u heeft ondertekend.
In de periode dat u in de woning aan de [adres] woont en begeleiding van Limor ontvangt heeft u zich niet aan deze voorwaarden gehouden.
(…)”
Vervolgens wordt verwezen naar artikel 4 van de huurovereenkomst, waarin staat vermeld dat de huurprijs en het voorschot op vergoeding voor bijkomende leveringen en diensten telkens bij vooruitbetaling moeten worden voldaan en wordt [opposant] er op gewezen dat er een huurschuld is ontstaan. Verder staat er in de brief:
“Om de huurschuld te kunnen aflossen hebben wij de volgende afspraken met u gemaakt:

We eisen een betalingsregeling van € 100,- per maand. Dit dient gelijktijdig met de huur overgemaakt te worden.

De betalingsregeling gaat in per 7 mei 2020.

Uw huurachterstand mag niet meer stijgen.
Wij verwachten dat u zich houdt aan de afspraken. Deze waarschuwing is geldig tot 3 maanden na ondertekening.
Wanneer u zich niet houdt aan de afspraken gedurende deze afgesproken 3 maanden zullen wij overgaan tot een incassoprocedure.
(…)”
2.6.
Bij brief van 20 augustus 2020 heeft [opposant] een tweede officiële waarschuwing van Limor gekregen, omdat zij zich volgens Limor de afgelopen maanden niet begeleidbaar opstelt en de huur vanaf oktober 2019 niet betaald is. Voorts staat er in die brief:
“LIMOR is bereid u een allerlaatste kans te bieden.
Om de huurschuld te kunnen aflossen maken wij de volgende afspraken met u:
­
We eisen een betalingsregeling van 100 euro per maand. Dit dient gelijktijdig met de huur overgemaakt te worden.
­
De betalingsregelíng gaat in per 20 augustus 2020.
­
Uw huurachterstand mag niet meer stijgen.
Ook dient u zich per direct te houden aan de volgende afspraken:
­
U ontvangt 1x per week uw begeleider op huisbezoek.
­
U zegt geen afspraken meer af.
­
U neemt zelf het initiatief tot het maken van wekelijkse afspraken en stemt dit af met de begeleiding.
Dit betekent op dit moment dat u binnen een week na heden, dusvoor 27 augustus a.s. contact op dient te nemen met uw begeleider om een afspraak in te plannen voor ín de week van 27 t/m 2 september a.s.
De huur en de betalingsregeling dienen uiterlijk 1 september op rekening van LIMOR te zijn bijgeschreven.
Wanneer er binnen komende 3 weken (uiterlijk 9 september 2020) geen wijziging optreedt in die zin dat u bovengenoemde afspraken níet nakomt en/of op een andere wijze niet meewerkt aan de begeleiding dan zijn wij genoodzaakt over te gaan tot de opzegging van de begeleidingsovereenkomst en opzegging van de daaraan gekoppelde huurovereenkomst.
Dit leidt er dan tevens toe dat u de woning aan [adres] dient te verlaten aangezien de huurovereenkomst gekoppeld is aan de door ons verleende begeleiding.
(…)”
2.7.
Bij brief van 16 september 2020 is aan [opposant] een ‘laatste kans overeenkomst’ ter ondertekening aangeboden. Deze overeenkomst betreft een aanvulling op de begeleidingsovereenkomst en betreft voorwaarden – met betrekking tot het meewerken aan de begeleiding van Limor – waar [opposant] mee akkoord moet gaan indien zij nog begeleiding van Limor wil ontvangen. [opposant] is niet tot ondertekening van deze overeenkomst overgegaan.
2.8.
Bij brief van 23 december 2020 heeft (de advocaat van) Limor onder verwijzing naar de officiële waarschuwingen die zijn gegeven en de laatste kans overeenkomst die [opposant] niet heeft ondertekend aan [opposant] bericht dat het voor Limor “
helaas nu echt op[houdt]”.In de brief staat verder, voor zover nu relevant:
“(…)
Ontruiming
LIMOR heeft mij gevraagd om zo snel mogelijk een kort geding te starten dat is gericht op de ontruiming van de aan u ter beschikking stelde woonruimte, in afwachting op de ontbinding van de beide overeenkomsten die u met haar heeft gesloten.
lk mag u echter nog een voorstel doen om een gedwongen ontruiming (met behulp van de politie en een deurwaarder) te voorkomen. Bovendien zou u bij acceptatie van dit voorstel ook de kosten kunnen besparen die gemaakt zouden moeten worden bij een gedwongen ontruiming.
Voorstel
Als u deze brief rechts onderaan voor akkoord ondertekent, dan geeft LIMOR u nog de tijd en de gelegenheid tot 1 maart 2020 om de aan u ter beschikking gestelde woning te blijven gebruiken.
Als u tekent, dan betekent dit in juridische zin dat u instemt met een vrijwillige beëindiging dan wel opzegging van zowel de begeleidingsovereenkomst die u met LIMOR sloot, als ook van de daarmee verbonden huurovereenkomst. Bovendien verklaart u door ondertekening van deze brief dat u uw woning uiterlijk per 1 maart 2020 helemaal leeg en in goede staat weer aan LIMOR zult opleveren, onder afgifte van alle sleutels.
lk vraag u namens LIMOR om mij uiterlijk binnen een termijn vanzes wekenna de verzenddatum van deze brief, die u in tweevoud heeft ontvangen, één exemplaar daarvan ondertekend (voorzien van een handtekening) aan mijn kantoor terug te sturen.
De in de vorige alinea bedoelde termijn verstrijkt dus op zaterdag 6 februari 2021. Mocht ik dan onverhoopt nog steeds geen bericht van u hebben ontvangen dat u instemt met het voorstel van LIMOR om in goed onderling overleg afscheid van elkaar te nemen, dan zal LIMOR dus de in gang gezette procedure doorzetten en daadwerkelijk een ontruimingsvonnis vragen van de bevoegde Voorzieningenrechter bij de Rechtbank in Den Haag.
(…)”
[opposant] is niet op dit aanbod ingegaan.
2.9.
Bij beschikking van 17 mei 2021 heeft de kantonrechter van deze rechtbank een bewind ingesteld over de (toekomstige) goederen van [opposant] . De bewindvoerder heeft in dit kort geding de plaats van formele procespartij van [opposant] overgenomen.
2.10.
Met ingang van 10 juni 2021 is een bijstandsuitkering aan [opposant] toegekend.

3.Het geschil

3.1.
Limor heeft in de verstekdagvaarding gevorderd – zakelijk weergegeven – [opposant] te veroordelen:
­ uiterlijk binnen één week na betekening van het te wijzen vonnis de aan haar ter beschikking gestelde woning te verlaten, te ontruimen en ontruimd te houden, met al de haren en het hare en onder afgifte van de sleutels te vrije en algehele beschikking van Limor te stellen;
­ om aan Limor aan achterstallige huur en kosten te betalen een bedrag van € 6.297,92, te vermeerderen met de wettelijke rente;
­ om aan Limor een gebruiksvergoeding te betalen gelijk aan de maandelijkse huurprijs, inclusief door de verhuurder te verzorgen leveringen en diensten van € 445,79 voor elke ingegane maand vanaf de dag van dagvaarden tot aan de dag van de ontruiming, te vermeerderen met de wettelijke rente,
met veroordeling van [opposant] in de proceskosten.
3.2.
In het verstekvonnis is als volgt beslist:
“3.1. veroordeelt gedaagde om uiterlijk binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis de aan haar ter beschikking gestelde woonruimte op het [adres] te verlaten, te ontruimen en ontruimd te houden, met al de haren en het hare en onder afgifte van de sleutels ter vrije en algehele beschikking van eiseres te stellen;
3.2.
veroordeelt gedaagde om aan eiseres aan achterstallige huur tot en met december 2020 en kosten te betalen een bedrag van € 6.297,92, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 december 2020 tot aan de dag van volledige betaling;
3..3. veroordeelt gedaagde om aan eiseres een gebruiksvergoeding te betalen van € 445,79 voor elke ingegane maand vanaf 30 december 2020 tot aan de dag van de ontruiming, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de eerste van elke maand tot aan de dag van de volledige betaling;
3.4.
veroordeelt gedaagde de kosten van dit geding aan eiseres te betalen, tot dusverre aan de zijde van eiseres begroot op € 3.194,96 waarvan € 1.016,-- aan salaris advocaat, € 2.076,-- aan griffierecht en € 102,96 aan dagvaardingskosten, in voorkomende gevallen te vermeerderen met btw;
3.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
3.6.
wijst af het meer of anders gevorderde.”
3.3.
[opposant] vordert in deze verzetzaak, zakelijk weergegeven, dat de voorzieningenrechter het verstekvonnis vernietigt en dat Limor haar vordering alsnog wordt ontzegd, met veroordeling van Limor in de proceskosten.
3.4.
Daartoe voert [opposant] in de verzetdagvaarding – samengevat – het volgende aan. In de inleidende dagvaarding in de verstekzaak is vooral gewezen op het financiële aspect en de huurachterstand die hierdoor is ontstaan en op de begeleiding die niet van de grond komt. Het financiële aspect en het begeleidingsaspect kunnen echter niet los van elkaar gezien worden. [opposant] is hulp- en zorgmijdend. De huurachterstand is veroorzaakt omdat [opposant] – behalve haar zorgtoeslag – geen inkomsten had. De financiële situatie lijkt snel onder controle te komen. Inmiddels is bij de rechtbank een verzoek ingediend om een bewindvoerder te benoemen [voorzieningenrechter: die heeft inmiddels dus plaatsgevonden, zie 2.9] en is bijstand bij de gemeente aangevraagd. Voor de huurachterstand wordt door middel van het bewind een oplossing gevonden. Er is dan ook betreffende de huurachterstand geen spoedeisend belang om [opposant] uit de woning te zetten. Wat betreft de begeleidingsovereenkomst geldt dat het contact tussen [opposant] en de begeleider van Limor slecht is verlopen. [opposant] beseft dat zij moet voldoen aan de begeleidingsovereenkomst, wil hierover nadere afspraken maken met Limor en daarover een (aller)laatste kans overeenkomst met Limor sluiten. Deze feiten en omstandigheden maken dat er op dit moment geen spoedeisend belang is om in kort geding de ontruiming te rechtvaardigen.

4.De beoordeling van het geschil

4.1.
Een vordering tot ontruiming van een woning is toewijsbaar in kort geding als met een grote mate van waarschijnlijkheid moet worden aangenomen dat in een bodemprocedure een vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst zal worden toegewezen en er sprake is van een spoedeisend belang bij ontruiming vooruitlopend op de uitkomst van de bodemprocedure. De voorzieningenrechter is van oordeel dat in dit geval voldoende gronden zijn de gevorderde ontruiming in kort geding toe te wijzen.
4.2.
Allereerst is van belang dat [opposant] al snel een aanzienlijke huurachterstand heeft laten ontstaan. Ondanks diverse aanmaningen en waarschuwingen heeft [opposant] die huurachterstand – tot voor kort – verder laten oplopen. Nu wordt – conform de gemaakte afspraak ter zitting – met ingang van 1 juni 2021 het maandelijks verschuldigde wel voldaan, maar enig zicht op betaling van de ontstane achterstand is er niet. Ook in het kader van de aanhouding van dit kort geding is kennelijk van de zijde van [opposant] geen contact gezocht met Limor om te komen tot afspraken over die huurachterstand. Dit ondanks de omstandigheid dat er inmiddels sprake is van een bewind en inkomsten, zodat de stelling van [opposant] dat de ontstane huurachterstand verband houdt met de problematiek waarvoor zij hulp van Limor zou krijgen niet langer als excuus kan gelden.
4.3.
Hier komt nog bij dat in dit geval sprake is van een huurovereenkomst die – daar zijn partijen het over eens – onlosmakelijk is verbonden met de begeleidingsovereenkomst. Op grond van de tussen partijen gesloten overeenkomsten eindigt de huurovereenkomst op het moment dat de begeleidingsovereenkomst eindigt (vgl. Gerechtshof ’s-Hertogenbosch, 16 april 2019, ECLI:NL:GHSHE:2019:1452). [opposant] stelt dat Limor niet tot beëindiging van de begeleidingsovereenkomst over had kunnen gaan, omdat Limor tekort is geschoten in de nakoming van de begeleidingsovereenkomst en omdat de tekortkoming in de nakoming van de begeleidingsovereenkomst door [opposant] nu juist gelegen is in de problematiek waarvoor [opposant] begeleiding van Limor ontving. In dit betoog kan [opposant] niet worden gevolgd. Limor heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat zij [opposant] er herhaaldelijk op heeft gewezen dat zij tekortschoot in de nakoming van de begeleidingsovereenkomst en dat zij zich voor door Limor te geven begeleiding meer moest inspannen. Desondanks is [opposant] afspraken met Limor niet nagekomen en is zij niet ingegaan op voorstellen om alsnog passende begeleiding mogelijk te maken. Mede in het licht van de omstandigheid dat de door Limor aangeboden hulp op vrijwillige basis wordt verleend en dat van [opposant] daarbij een inzet en medewerking wordt verlangd verwacht, heeft [opposant] niet aannemelijk gemaakt dat Limor ten aanzien van de nakoming van de begeleidingsovereenkomst tekort is geschoten en dat Limor niet tot beëindiging van die overeenkomst over heeft kunnen gaan.
4.4.
De voorzieningenrechter neemt tot slot in aanmerking dat voortzetting van de begeleidingsovereenkomst – met het oog op de financiering van de hulpverlening – slechts mogelijk is als er een indicatiebesluit van de gemeente is ten behoeve van de financiering van de zorg. Limor heeft onweersproken gesteld dat het indicatiebesluit op 23 juni 2021 is afgelopen. Limor is niet bereid de begeleiding aan [opposant] voort te zetten en heeft daarom geen verlenging van het indicatiebesluit aangevraagd. Overigens is ook niet gebleken dat [opposant] verlenging van de indicatie bij de gemeente heeft aangevraagd. Dit betekent dat voortzetting van de begeleidingsovereenkomst geen reële optie meer is.
4.5.
Nu de begeleidingsovereenkomst is beëindigd, voortduren van de huurovereenkomst afhankelijk is van continuering van de begeleidingsovereenkomst en er sprake is van een zeer aanzienlijke huurachterstand kan naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet van Limor gevergd worden dat zij de huidige situatie nog langer accepteert, zodat er aanleiding is vooruitlopend op een oordeel van de bodemrechter een ordemaatregel te treffen ten aanzien van de ontruiming. Hierbij is ook in aanmerking genomen dat de behandeling ter zitting van 16 juni 2021 voor de duur van drie maanden is aangehouden teneinde een oplossing voor de ontstane situatie te zoeken. Ook in deze periode is er door [opposant] geen contact met Limor gezocht om te komen tot afspraken ten aanzien van de aanzienlijke huurachterstand en heeft zij niet geconcretiseerd hoe zij de ontstane achterstand zal gaan betalen. De voorzieningenrechter is daarom van oordeel dat de gevorderde ontruiming toewijsbaar is. De kwetsbare situatie van [opposant] , die ook ten grondslag ligt aan de tussen partijen tot stand gekomen overeenkomsten, geeft de voorzieningenrechter aanleiding om een relatief lange ontruimingstermijn vast te stellen, namelijk tot 1 februari 2022. Dit geeft [opposant] de gelegenheid om voorzieningen te treffen en vervangende hulpverlening en woonruimte te zoeken.
4.6.
[opposant] heeft geen verweer gevoerd tegen de gevorderde achterstallige huur en gebruiksvergoeding met ingang van 30 december 2020. Het verstekvonnis zal daarom in zoverre worden bekrachtigd. Volledigheidshalve benadrukt de voorzieningenrechter dat [opposant] gehouden is de gebruiksvergoeding te voldoen tot het moment waarop zij de woning heeft ontruimd.
4.7.
[opposant] zal als de overwegend in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de verzetprocedure.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
vernietigt het onder zaak-/rolnummer C/09/604799 / KG ZA 20-1247 gewezen verstekvonnis voor zover dit ziet op de termijn van ontruiming en opnieuw beslissend:
5.2.
veroordeelt [opposant] om uiterlijk op 1 februari 2022 de aan haar ter beschikking gestelde woonruimte op het [adres] te verlaten, te ontruimen en ontruimd te houden, met al de haren en het hare en onder afgifte van de sleutels ter vrije en algehele beschikking van Limor te stellen;
5.3.
bekrachtigt het verstekvonnis voor het overige;
5.4.
veroordeelt [opposant] in de kosten van de verzetprocedure, tot dusverre aan de zijde van Limor begroot op € 1.016,-- aan salaris advocaat;
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. Vetter en in het openbaar uitgesproken op 10 november 2021.
idt