ECLI:NL:RBDHA:2021:12381

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 oktober 2021
Publicatiedatum
12 november 2021
Zaaknummer
NL21.15942
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot overdracht aan Deense autoriteiten

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 27 oktober 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster, die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd, had eerder beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin haar aanvraag niet in behandeling werd genomen. Dit besluit was genomen op 13 juli 2021. Verzoekster had ook verzet aangetekend tegen een eerdere uitspraak van 6 augustus 2021, waarin haar verzoek om een voorlopige voorziening was afgewezen.

De voorzieningenrechter oordeelde dat er sprake was van onverwijlde spoed, omdat er plannen waren om verzoekster en haar minderjarige zoon op 28 oktober 2021 over te dragen aan de Deense autoriteiten. De voorzieningenrechter stelde vast dat verzoekster recht had op een hoorzitting over haar verzet, en dat er voldoende tijd was om een beslissing te nemen voordat de overdrachtstermijn op 10 december 2021 zou verstrijken.

Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen en bepaald dat verzoekster en haar zoon niet aan de Deense autoriteiten mogen worden overgedragen totdat er op het verzet is beslist. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van verzoekster, vastgesteld op € 748,-. De uitspraak is op 27 oktober 2021 telefonisch medegedeeld aan de partijen en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.15942

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoekster] , verzoekster,

v-nummer: [V-nummer] ,
mede namens haar minderjarige zoon
(gemachtigde: mr. H.J. Janse),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. F. Croonen).

Procesverloop

Bij besluit van 13 juli 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoekster om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen.
Verzoekster heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit en de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Bij uitspraak van 6 augustus 2021 heeft (de voorzieningenrechter van) de rechtbank het beroep zonder zitting (kennelijk) ongegrond verklaard [1] en het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen (in de procedure met zaaknummers NL21.11372 en NL21.11373).
Verzoekster heeft tegen de uitspraak op beroep verzet gedaan. Zij is vervolgens uitgenodigd voor de zitting van 1 november 2021, waar het verzet zal worden behandeld.
Bij verzoekschrift van 8 oktober 2021 heeft verzoekster de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen inhoudende dat overdracht achterwege blijft totdat op het verzet is beslist.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter doet uitspraak zonder zitting op het verzoek om een voorlopige voorziening als onverwijlde spoed dat vereist en partijen daardoor niet in hun belangen worden geschaad. [2]
2. Van zo’n situatie is naar het oordeel van de voorzieningenrechter sprake. Uit vluchtgegevens blijkt dat verweerder voornemens is verzoekster en haar minderjarige zoon op 28 oktober 2021, om 9:45 uur, aan de Deense autoriteiten over te dragen.
3. Voordat de bestuursrechter uitspraak doet op het verzet, stelt hij de indiener van het verzetschrift die daarom heeft gevraagd, in de gelegenheid op een zitting te worden gehoord, tenzij hij van oordeel is dat het verzet gegrond is. [3] Verzoekster heeft in haar verzetschrift kenbaar gemaakt dat zij gehoord wil worden en die gelegenheid moet haar geboden worden. Het verzet zal worden behandeld op de zitting van 1 november 2021. De voorzieningenrechter ziet hierin aanleiding om de voorlopige voorziening toe te wijzen. Voor zover verweerder stelt belang te hebben bij handhaving van de geplande overdracht vanwege de overdrachtstermijn, stelt de voorzieningenrechter vast dat de overdrachtstermijn op 10 december 2021 verloopt. Naar het oordeel van de rechtbank blijft na het doen van uitspraak voldoende tijd over voor verweerder om – indien nodig – een overdracht te realiseren.
4. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe, in de zin dat verzoekster en haar minderjarige zoon niet aan de Deense autoriteiten worden overgedragen totdat op het verzet is beslist.
5. De voorzieningenrechter ziet aanleiding om verweerder te veroordelen in de kosten die verzoekster heeft gemaakt. [4] De voorzieningenrechter stelt deze kosten op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 748,- (1 punt voor het verzoekschrift, met een wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe;
- verbiedt verweerder verzoekster en haar minderjarige zoon over te dragen totdat op het verzet is beslist;
- veroordeelt verweerder in de door verzoekster gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 748,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.M. de Keuning, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. R. Kroes, griffier. De beslissing is partijen op 27 oktober 2021 telefonisch medegedeeld.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Zie artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (de Awb).
2.Zie artikel 8:83, vierde lid, van de Awb.
3.Zie artikel 8:55, vierde lid, van de Awb.
4.Zie artikel 8:75, eerste lid, van de Awb.