ECLI:NL:RBDHA:2021:12381
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Toewijzing verzoek voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot overdracht aan Deense autoriteiten
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 27 oktober 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster, die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd, had eerder beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin haar aanvraag niet in behandeling werd genomen. Dit besluit was genomen op 13 juli 2021. Verzoekster had ook verzet aangetekend tegen een eerdere uitspraak van 6 augustus 2021, waarin haar verzoek om een voorlopige voorziening was afgewezen.
De voorzieningenrechter oordeelde dat er sprake was van onverwijlde spoed, omdat er plannen waren om verzoekster en haar minderjarige zoon op 28 oktober 2021 over te dragen aan de Deense autoriteiten. De voorzieningenrechter stelde vast dat verzoekster recht had op een hoorzitting over haar verzet, en dat er voldoende tijd was om een beslissing te nemen voordat de overdrachtstermijn op 10 december 2021 zou verstrijken.
Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen en bepaald dat verzoekster en haar zoon niet aan de Deense autoriteiten mogen worden overgedragen totdat er op het verzet is beslist. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van verzoekster, vastgesteld op € 748,-. De uitspraak is op 27 oktober 2021 telefonisch medegedeeld aan de partijen en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze uitspraak.