Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de voorzieningenrechter van 15 november 2021 in de zaak tussen
[verzoeker] , te [woonplaats] , verzoeker
(gemachtigde: mr. P.A. van Leerdam).
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 15 november 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een verzoeker wiens rijbewijs was geschorst na een politiecontrole op 14 juli 2021. Tijdens deze controle bleek dat de verzoeker 3,9 microgram THC per liter bloed had, wat boven de toegestane norm ligt. De algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen had daarop een onderzoek naar drugsgebruik opgelegd en het rijbewijs van verzoeker geschorst. Verzoeker, die lijdt aan kanker en beperkt mobiel is, verzocht de voorzieningenrechter om de schorsing van zijn rijbewijs op te heffen, omdat hij afhankelijk is van vervoer naar het ziekenhuis voor medische controles.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek behandeld op 11 november 2021, waarbij verzoeker werd bijgestaan door een waarnemer van zijn gemachtigde. De voorzieningenrechter oordeelde dat de aangevoerde omstandigheden van verzoeker geen spoedeisend belang opleverden. Verzoeker had niet aannemelijk gemaakt dat hij niet zonder rijbewijs naar zijn ziekenhuisbezoeken kon gaan, en er waren alternatieven zoals het regelen van een begeleider of het gebruik van openbaar vervoer. De voorzieningenrechter benadrukte dat de procedure voor een voorlopige voorziening alleen bedoeld is voor situaties van onverwijlde spoed, wat in dit geval niet aan de orde was.
Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, met de overweging dat het belang van verkeersveiligheid zwaarder weegt dan het individuele belang van verzoeker. De voorzieningenrechter heeft ook aangegeven dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.