ECLI:NL:RBDHA:2021:12355
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Einduitspraak na tussenuitspraak inzake motiveringsgebrek in bestuursrechtelijke procedure over duurzame relatie
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 januari 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. H.K. Jap A Joe, en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank heeft eerder op 14 augustus 2020 een tussenuitspraak gedaan waarin werd vastgesteld dat het bestreden besluit van 29 november 2019 ontoereikend was gemotiveerd. Verweerder kreeg de kans om dit gebrek te herstellen, wat leidde tot een aanvullende motivering op 27 oktober 2020. Eiseres heeft hierop gereageerd met een zienswijze op 26 november 2020, waarna de rechtbank besloot dat een zitting niet nodig was en het onderzoek op 24 december 2020 sloot.
In de einduitspraak heeft de rechtbank beoordeeld of verweerder het motiveringsgebrek had hersteld. De rechtbank concludeert dat verweerder onvoldoende heeft aangetoond dat eiseres en referent een duurzame relatie onderhouden. De rechtbank oordeelt dat de verklaringen van eiseres en referent tegenstrijdig zijn en dat er geen consistentie is in hun verklaringen over essentiële onderdelen van hun relatie. Dit heeft geleid tot de conclusie dat de geloofwaardigheid van hun relatie ernstig in twijfel wordt getrokken.
De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit, maar laat de rechtsgevolgen in stand. Verweerder wordt veroordeeld tot het vergoeden van het griffierecht van € 174,- en de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.335,-. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af en veroordeelt verweerder tot vergoeding van het griffierecht van € 174,- en de proceskosten van verzoekster tot € 534,-. De uitspraak is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.