ECLI:NL:RBDHA:2021:12345

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 oktober 2021
Publicatiedatum
11 november 2021
Zaaknummer
C/09/615763 / JE RK 21-1863
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

In deze zaak heeft de kinderrechter op 27 oktober 2021 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De zaak is gestart naar aanleiding van een verzoekschrift dat op 2 augustus 2021 is ingediend. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ondertoezichtstelling van [minderjarige] eerder is verlengd tot 28 oktober 2021 en dat de machtiging tot uithuisplaatsing ook was verlengd voor de duur van de ondertoezichtstelling. Tijdens de zitting op 27 oktober 2021 zijn de moeder, de vader en een vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling verschenen. De moeder was opgeroepen maar is niet verschenen. De vader heeft verweer gevoerd tegen de duur van de machtiging tot uithuisplaatsing en heeft aangegeven dat hij de wens heeft om [minderjarige] uiteindelijk bij hem te laten wonen.

De kinderrechter heeft in zijn beoordeling gekeken naar de ontwikkeling van [minderjarige], die in het verleden veel onrust heeft ervaren en meerdere keren van verblijfplaats is gewisseld. Dit heeft geleid tot een gebrek aan stabiliteit en problemen met het volgen van onderwijs. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de ondertoezichtstelling noodzakelijk is om de ontwikkeling van [minderjarige] te waarborgen en om de benodigde hulpverlening te kunnen inzetten. De kinderrechter heeft ook vastgesteld dat de gronden voor de machtiging tot uithuisplaatsing nog aanwezig zijn, omdat [minderjarige] op zijn huidige verblijfplaats de structuur en veiligheid krijgt die hij nodig heeft.

De kinderrechter heeft besloten om de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen tot 13 oktober 2022 en de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen tot 13 april 2022. Tevens is de gecertificeerde instelling gelast om twee weken voor de volgende zitting een update te geven over de situatie van [minderjarige]. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/615763 / JE RK 21-1863
Datum uitspraak: 27 oktober 2021

Beschikking van de kinderrechter

Verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing

in de zaak naar aanleiding van het op 2 augustus 2021 ingekomen verzoekschrift van:

William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,

betreffende:
- [minderjarige]geboren op [geboortedag] 2014 te [geboorteplaats]
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de man]

hierna te noemen: de vader,
met een [briefadres]
advocaat: mr. M.A. van de Weerd, te Den Haag,

[de vrouw] hierna te noemen: de moeder, wonende te [woonplaats] .

Het verdere procesverloop

Bij beschikking d.d. 7 oktober 2021 van de kinderrechter in deze rechtbank is de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd van 13 oktober 2021 tot 28 oktober 2021 en de machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verlengd voor de duur van de ondertoezichtstelling. De behandeling van het verzoek is voor het overige aangehouden tot deze zitting.
De kinderrechter heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder thans ook voornoemde beschikking d.d. 7 oktober 2021.
De advocaat van de vader heeft ter zitting aanvullende stukken overhandigd.
Op 27 oktober 2021 is de behandeling van de zaak ter zitting met gesloten deuren voortgezet. Daarbij zijn verschenen:
  • mevrouw [vertegenwoordiger van de GI] namens de gecertificeerde instelling;
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat.
De moeder is conform de wettelijke vereisten opgeroepen, maar niet verschenen.

Verzoek en verweer

Het verzoek strekt tot verlenging van de ondertoezichtstelling voor de periode van één jaar, alsmede tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van de ondertoezichtstelling.
Aan het verzoek ligt het volgende ten grondslag. [minderjarige] is in het verleden meermaals gewisseld van verblijfplaats. Er lijkt nog weinig stabiliteit te komen bij [minderjarige] en hij ervaart nog veel onrust. Hierdoor gaat het volgen van onderwijs moeizaam en is hij niet stabiel genoeg om enige vorm van contact met de moeder aan te kunnen. Het persoonlijkheidsonderzoek is recent afgerond en binnenkort zal hier een overleg over plaatsvinden om te kijken welke opvoedsituatie passend is voor [minderjarige] . Er is sprake van trauma en een verstoorde hechting bij [minderjarige] en het is van belang dat hij hier behandeling voor gaat krijgen. De omgang met de vader verloopt positief en is uitgebreid met onbegeleide bezoeken, maar er is nog onvoldoende zicht op de opvoedvaardigheden van de vader. Het onderzoek van de Raad tot gezagsbeëindiging van de moeder is nog niet gestart.
De vader heeft, mede bij monde van zijn advocaat, verweer gevoerd tegen de duur van de machtiging tot uithuisplaatsing. De vader heeft verklaard dat de bezoeken met [minderjarige] goed gaan, maar dat [minderjarige] graag bij de vader wil logeren. De vader is het eens dat [minderjarige] therapie moet krijgen maar niet met de medicatie. De advocaat heeft namens de vader naar voren gebracht dat hij de wens heeft om [minderjarige] uiteindelijk weer bij hem te laten wonen. De vader woont inmiddels bij zijn vriendin waardoor hij een woning heeft. Het is van belang dat er de komende periode wordt gekeken naar de mogelijkheid om [minderjarige] bij de vader te plaatsen. De vader werkt mee met de hulpverlening, houdt zich aan de afspraken en komt naar de bezoeken met [minderjarige] . Het is van belang dat via een NIFP onderzoek wordt gekeken naar het perspectief van [minderjarige] en de mogelijkheid om [minderjarige] bij de vader te plaatsen. De vader verzoekt daarom om de machtiging tot uithuisplaatsing in duur te bekorten tot maximaal zes maanden en om een NIFP onderzoek te gelasten.

Beoordeling

De kinderrechter is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter zitting naar voren is gekomen, van oordeel dat de in artikel 1:255, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor ondertoezichtstelling nog aanwezig zijn en dat het noodzakelijk is de ondertoezichtstelling te verlengen als verzocht.
De concrete bedreigingen in de ontwikkeling van [minderjarige] bestaan uit het hierna volgende. [minderjarige] heeft veel meegemaakt in het verleden en is meermaals van verblijfplaats gewisseld. [minderjarige] vertoont nog veel onrust en komt moeizaam tot leren doordat hij moeite heeft om zich te concentreren. Dit lijkt voort te komen uit een gevoel van onveiligheid en onverwerkt trauma. De bezoeken met de vader verlopen goed, maar [minderjarige] is nog te instabiel om contact te kunnen hebben met de moeder. Het persoonlijkheidsonderzoek is inmiddels afgerond en de komende periode zal worden gekeken welke behandeling [minderjarige] nodig heeft en welke plek het beste bij hem past. De kinderrechter acht verlenging van de ondertoezichtstelling daarom noodzakelijk om zicht te houden op de ontwikkeling van [minderjarige] en de benodigde hulpverlening in te kunnen zetten. De kinderrechter zal de ondertoezichtstelling daarom verlengen zoals verzocht.
Voorts is de kinderrechter van oordeel dat de in artikel 1:265b, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor een machtiging tot uithuisplaatsing nog aanwezig zijn.
Daarbij overweegt de kinderrechter dat [minderjarige] op zijn huidige verblijfplaats de structuur, stabiliteit en veiligheid krijgt die hij nodig heeft. De vader houdt zich aan de afspraken met de hulpverlening en is de stabiele factor in het leven van [minderjarige] , maar op dit moment is er nog onvoldoende zicht op de opvoedvaardigheden van de vader om [minderjarige] bij de vader te kunnen plaatsen. [minderjarige] heeft behoefte aan duidelijkheid over zijn perspectief. De komende periode is het van belang dat [minderjarige] stabiliseert op zijn huidige plek en er onderzocht wordt welke plek het beste bij [minderjarige] past. De resultaten van het persoonlijkheidsonderzoek zullen hierbij worden meegenomen en de Raad zal starten met een onderzoek tot gezagsbeëindiging van de moeder. Ook is het van belang dat er gekeken wordt hoe de bezoeken met de vader verder verlopen. Gelet op de onderzoeken die lopen acht de kinderrechter een NIFP onderzoek op dit moment te belastend voor [minderjarige] . De kinderrechter zal de machtiging tot uithuisplaatsing daarom verlengen voor zes maanden en aanhouden voor het overige zodat de komende periode onderzoek kan worden gedaan naar het perspectief van [minderjarige] . De kinderrechter verzoekt de gecertificeerde instelling uiterlijk twee weken voor de nader te bepalen zitting een update te sturen over de onderzochte mogelijkheden met onderbouwing van stukken vanuit de betrokken instanties.
Daarom zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] van 28 oktober 2021 tot 13 oktober 2022 met behoud van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering als gecertificeerde instelling die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling;
en
verlengt de aan William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering verleende machtiging [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder van 28 oktober 2021 tot 13 april 2022;
verklaart deze beslissing tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
houdt de behandeling van het verzoek voor het overige aan tot een nader te bepalen zitting
gelegen vóór 13 april 2022;
gelast de gecertificeerde instelling uiterlijk
twee weken voorafgaand aan de nader te bepalen zittingaan de kinderrechter en de belanghebbenden een schriftelijke update toe te zenden zoals hiervoor overwogen;
gelast de griffier tegen voormelde zitting op te roepen:
  • de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering;
  • de vader;
  • de advocaat van de vader, mr. M.A. van de Weerd;
  • de moeder.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 27 oktober 2021 door mr. M.P. Meeuwisse, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. V.A.H. Schoorl als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 10 november 2021.
Voor zover in deze beschikking eindbeslissingen staan, kan hoger beroep tegen deze beschikking worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.