ECLI:NL:RBDHA:2021:12336
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Eervol ontslag wegens ongeschiktheid tot het verrichten van arbeid wegens ziekte en eindafrekening
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 12 november 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een ambtenaar bij het Ministerie van Justitie en Veiligheid, en de minister van Justitie en Veiligheid, verweerder. Eiseres was sinds 1993 werkzaam bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) en heeft zich op 15 april 2014 ziek gemeld. Op 9 juli 2019 verleende verweerder eiseres eervol ontslag wegens ongeschiktheid tot het verrichten van haar arbeid wegens ziekte, met ingang van 15 augustus 2019. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit ontslag en de financiële afwikkeling daarvan, waaronder de eindafrekening van haar vakantiegeld en eindejaarsuitkering. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting op 14 juli 2021 gehouden, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van verweerder. De rechtbank heeft de zaak geschorst om verweerder de gelegenheid te geven het aantal openstaande verlofuren te onderbouwen. Na de onderbouwing door verweerder en de reacties van eiseres, is het onderzoek gesloten.
De rechtbank heeft overwogen dat eiseres niet alleen beroep heeft ingesteld tegen de bestreden besluiten op bezwaar, maar ook tegen andere besluiten die niet als zodanig zijn aan te merken. De rechtbank heeft vastgesteld dat het ontslag van eiseres op grond van artikel 98 van het Algemeen Rijksambtenarenreglement (ARAR) terecht is verleend, omdat aan de voorwaarden voor ontslag wegens ziekte is voldaan. Eiseres heeft aangevoerd dat de ontslaggrond feitelijk artikel 99 van het ARAR betreft, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat verweerder de keuze had om eiseres op basis van arbeidsongeschiktheid te ontslaan.
Wat betreft de vergoeding van advocaatkosten heeft de rechtbank geoordeeld dat er geen sprake is van een toezegging van verweerder om deze kosten te vergoeden. De rechtbank heeft de bezwaren van eiseres tegen de eindafrekening en de terugvordering van teveel uitbetaalde vakantie-uren ongegrond verklaard. De rechtbank heeft de beroepen van eiseres tegen de bestreden besluiten ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 12 november 2021.