ECLI:NL:RBDHA:2021:12333

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 november 2021
Publicatiedatum
11 november 2021
Zaaknummer
AWB - 20 _ 7122
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering toekenning arbeidsmarkttoeslag aan reservist in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 november 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser, een reservist, en de minister van Defensie. De eiser had een aanvraag ingediend voor een arbeidsmarkttoeslag (AMT), welke door de minister was afgewezen. De rechtbank heeft de feiten en het procesverloop in detail bekeken, waarbij de eiser stelde dat hem een financiële compensatie was toegezegd voor zijn inzet als projectofficier in een reorganisatie. De minister betwistte dit en stelde dat de AMT niet van toepassing was, omdat dit voorafgaand aan de inzet als reservist expliciet was uitgesloten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat er een toezegging was gedaan door de plv-commandant Matlogco, en dat hij niet had gereageerd op eerdere besluiten waarin de AMT niet was toegekend. De rechtbank concludeerde dat de minister op goede gronden de aanvraag voor de AMT had afgewezen en verklaarde het beroep van de eiser ongegrond. De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke communicatie en het maken van bezwaar tegen besluiten in bestuursrechtelijke procedures.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/7122

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 november 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

en
de minister van Defensie, (voorheen de staatssecretaris van Defensie), verweerder
(gemachtigde: LTZ 2 OC (LD) mr. L.M.H. Polderman).

Procesverloop

Bij besluit van 30 juni 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser om een arbeidsmarkttoeslag (AMT) afgewezen.
Bij besluit van 20 oktober 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De zitting was op 3 november 2021. Eiser was aanwezig, bijgestaan door
mr. R.B. de Rooij LLM. Verweerder werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde en
mr. P.M. van der Weijden.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser is ingezet als reservist. Deze zaak gaat over de vraag of verweerder mocht weigeren eiser een AMT toe te kennen. Partijen zijn het niet eens over de vraag of eiser een financiële compensatie is toegezegd toen zijn inzet voor een project werd uitgebreid.
Wat vindt eiser?
2. Eiser stelt dat hij medio 2016 door generaal [A] , directeur DM&D, waar het Materieel Logistiek Commando (Matlogco) onder valt, is gevraagd aan de slag te gaan als projectofficier voor de grote reorganisatie Legerplan (LRP)1646, de evaluatie van LRP1601.
Dit zou eerst voor een half jaar en parttime zijn, naast zijn eigen consultancywerk. De opdracht werd echter telkens verlengd en vroeg steeds meer tijd.
In een gesprek op 3 oktober 2017 heeft kolonel [B] , de plaatsvervangend (plv) commandant Matlogco, eiser gevraagd om voor langere tijd te blijven en meer tijd te besteden aan de opdracht. Dit was noodzakelijk door de uitlopende reorganisatie LRP1646. Eiser is hiermee akkoord gegaan onder de voorwaarde dat hij gecompenseerd zou worden voor het verschil tussen zijn inkomsten als luitenant-kolonel en de inkomsten die hij zou hebben bij inzet in zijn eigen onderneming. Desondanks is compensatie uitgebleven.
Eiser stelt dat verweerder zijn verzoek ten onrechte slechts heeft beoordeeld in het kader van de mogelijkheid een AMT toe te kennen en niet in breder verband.
Eiser is wel degelijk gevraagd om zijn specifieke deskundigheid als organisatieadviseur.
Eiser heeft, anders dan verweerder stelt, niet zijn belangstelling kenbaar gemaakt voor de uitvraag voor een IIR [1] projectofficier LRP1601. Hij is met die uitvraag niet bekend. Hij is gevraagd door de commandant Matlogco.
Bovendien staat deze uitvraag LRP1601 los van de in 2017 gemaakte afspraak. Daar ging het om een nieuwe IIR gebaseerd op een andere, nieuwe opdracht. De door verweerder genoemde ‘verlenging’ van eind 2017 is dan ook geen verlenging.
Bij e-mail van 9 oktober 2017 heeft de plv-commandant Matlogco duidelijk aangegeven eiser te willen compenseren voor het verschil in inkomsten. Eiser mocht hieraan het vertrouwen ontlenen dat hij deze compensatie zou ontvangen.
Wat vindt verweerder?
3. Verweerder vindt dat eiser volgens zijn beleid niet in aanmerking komt voor een AMT, reeds omdat de AMT van tevoren bij de uitvraag voor de inzet als reservist uitdrukkelijk niet van toepassing is verklaard. Verder voldoet eiser niet aan de voorwaarde voor een AMT, dat een specifieke civiele deskundigheid nodig is, die niet of slechts schaars aanwezig is bij Defensie. Door de plv-commandant Matlogco is geen concrete toezegging aan eiser gedaan. Hij is ook niet bevoegd en was zich daarvan bewust. Hij heeft slechts kenbaar gemaakt dat hij zou willen dat aan eiser door het bevoegd gezag een AMT zou worden toegekend.
Wat zijn de regels?
4. In artikel 28a, derde lid, van de Inkomstenregeling militairen (IRM) staat:
Aan de reservist die in werkelijke dienst verblijft, kan door de Commandant van het desbetreffende Operationeel Commando aanspraak worden verleend op een AMT.
In verweerders beleid, de Nota arbeidsmarkttoeslag van 16 september 2019, staat:
“Indien er, voor de vervulling van een functie of projectmatige Inzet, behoefte is
aan een bepaalde specifieke civiele deskundigheid die om reden van efficiëntie
niet of slechts schaars aanwezig is binnen de Krijgsmacht, kan aan de reservist
met deze specifieke civiele deskundigheid een AMT worden toegekend.
Voorwaarde hiervoor is dat er dan sprake moet zijn van een
inkomensachteruitgang wanneer de reservist in werkelijke dienst is. Bij functies
waarvoor dit geldt zal
van tevoren, bij vacaturestelling of uitvraag, kenbaar
worden gemaakt dat deze mogelijkheid bestaat.”
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5.1.
Verweerder heeft terecht getoetst aan de regels voor toekenning van een AMT. Eiser heeft niet duidelijk gemaakt op welke andere grondslag verweerder aan eiser een aanvulling op zijn militaire bezoldiging zou kunnen toekennen. Vast staat dat in de uitvraag voor een IIR projectofficier LRP1601 op basis waarvan eiser aanvankelijk tijdelijk tewerkgesteld is, is opgenomen dat de AMT niet van toepassing is. Dat eiser niet op basis van deze uitvraag is aangesteld, heeft hij niet aannemelijk gemaakt.
5.2.
Voor een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel is in de eerste plaats vereist dat de betrokkene aannemelijk maakt dat van de zijde van de overheid toezeggingen of andere uitlatingen zijn gedaan of gedragingen zijn verricht waaruit de betrokkene in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs kon en mocht afleiden of en, zo ja, hoe het bestuursorgaan in een concreet geval een bevoegdheid zou uitoefenen. [2]
5.3.
Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van een toezegging, uitlating of gedraging van de plv-commandant Matlogco op grond waarvan hij erop mocht vertrouwen dat hem een AMT zou worden toegekend. Uit de door eiser overgelegde e-mails blijkt slechts dat de plv-commandant Matlogco eiser wel een ‘financiële compensatie in de vorm van een soort markttoeslag” zou willen geven, pmaar niet dat hij deze aan eiser heeft toegezegd. Uit de e-mail van 9 oktober 2017 van de plv-Commandant Matlogco blijkt dat hij zich ervan bewust is dat hij niet bevoegd is een AMT toe te kennen en dat daarover nog een beslissing genomen moeten worden. Hij eindigt die e-mail immers met: “Graag hoor ik wat er nog zou moeten gebeuren om de opdracht verlenging voor [eiser] snel te formaliseren.” Verder blijkt uit de e-mails dat eiser vaak heeft verzocht om een AMT en dat hij daarbij lang aan het lijntje is gehouden, maar niet dat hem een AMT is toegezegd. De rechtbank volgt eiser niet dat eiser de verklaringen van een meerdere als een kolonel of generaal onder de geschetste omstandigheden als onvoorwaardelijk en rechtmatig gedane toezeggingen mocht aanmerken. Eiser heeft tot 1990 als beroepsofficier gediend en had daarmee kennis van de hiërarchische structuur binnen de defensieorganisatie.
Verder vindt de rechtbank dat eiser bezwaar had moeten maken tegen het uitblijven van een beslissing op zijn aanvraag dan wel het niet toekennen van een AMT, toen hij zag dat in de besluiten van 27 november 2017 en 7 december 2017 tot verlenging van zijn tijdelijke tewerkstelling niet de toekenning van een AMT was opgenomen. Dat over de toekenning van de AMT een e-mailwisseling liep, belette eiser niet bezwaar te maken tegen het achterwege laten van een AMT in die besluiten. Ook als eiser van mening was dat geen sprake was van een verlenging maar van een nieuwe tewerkstelling had hij tegen die verlengingsbesluiten bezwaar moeten maken. Nu hij dat niet heeft gedaan, zijn deze besluiten vast komen te staan en kan hij zich niet daarna beroepen op een toezegging die zou zijn gedaan.
5.4.
De rechtbank concludeert dat verweerder op goede gronden heeft geweigerd eiser een AMT toe te kennen. Het beroep is ongegrond.
5.5.
Er is geen reden om verweerder te veroordelen in de proceskosten van eiser.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van mr. J.A. Leijten, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 12 november 2021.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Incidentele Inzet Reservisten
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 31 december 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:4351