ECLI:NL:RBDHA:2021:12319
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening bijstandsuitkering wegens gebrek aan spoedeisendheid
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 19 november 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoekster, die haar bijstandsuitkering tijdelijk stopgezet zag, heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. Dit besluit, genomen op 13 augustus 2021, hield in dat de uitbetaling van de bijstandsuitkering van verzoekster zou worden stopgezet vanwege het ontbreken van gevraagde gegevens. Verzoekster heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, omdat zij meende dat er sprake was van spoedeisendheid.
De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechter overwoog dat een voorlopige voorziening alleen kan worden getroffen als er sprake is van 'onverwijlde spoed'. In dit geval had verweerder op 20 september 2021 de opschorting van de bijstandsuitkering opgeheven en was er vanaf 12 september 2021 weer een bijstandsuitkering toegekend. Hoewel verzoekster voor de periode van 1 augustus 2021 tot en met 11 september 2021 geen uitkering had ontvangen, was er volgens de voorzieningenrechter onvoldoende reden om aan te nemen dat verzoekster de beslissing op bezwaar niet kon afwachten.
Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.