ECLI:NL:RBDHA:2021:12291

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 september 2021
Publicatiedatum
10 november 2021
Zaaknummer
C/09/552284 / FA RK 18-3084
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot gezag en omgang in een familierechtelijke procedure met betrekking tot een minderjarige

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 15 september 2021 uitspraak gedaan in een verzoek tot gezag en omgang met betrekking tot de minderjarige [voornaam minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2017. De vader, [Y], heeft verzocht om alleen met het gezag over [voornaam minderjarige] belast te worden, terwijl de moeder, [X], en de William Schrikker Stichting (WSS) als voogdes betrokken zijn. De rechtbank heeft de verzoeken van de vader afgewezen, waarbij het belang van [voornaam minderjarige] voorop stond. De rechtbank oordeelde dat het in het belang van [voornaam minderjarige] is dat de WSS de voogdij behoudt, gezien de complexe situatie van het kind en de noodzaak voor stabiliteit in zijn omgeving. De rechtbank heeft ook de omgang tussen de vader en [voornaam minderjarige] onder de regie van de WSS geplaatst, waarbij de WSS verantwoordelijk is voor de opbouw en frequentie van de omgangsregeling. De rechtbank benadrukte het belang van communicatie tussen de WSS en de vader over het welzijn van [voornaam minderjarige]. De proceskosten zijn gecompenseerd, en de beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 18-3084
Zaaknummer: C/09/552284
Datum beschikking: 15 september 2021

Gezag en omgang

Beschikking op het op 26 april 2018 ingekomen verzoek van:

[Y] ,

de vader,
wonende te [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. P. Verbraaken te Den Haag.
Als belanghebbenden worden aangemerkt:

[X] ,

de moeder,
wonende te [woonplaats 2] ,
advocaat: mr. E.R. Weegenaar te Den Haag .

William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,

de gecertificeerde instelling,
de voogdes,
hierna te noemen: de WSS.
Als informant worden aangemerkt:

[pleegouders] ,

hierna te noemen: de pleegouders.

Procedure

Bij beschikking van 2 april 2019 van deze rechtbank is een beslissing ten aanzien van het gezag, de omgang en de proceskosten aangehouden.
De rechtbank heeft opnieuw kennis genomen van de stukken, waaronder nu ook:
  • het F9-formulier van 27 januari 2020 van de vader;
  • het F9-formulier met bijlage van 28 april 2020 van de moeder;
  • het F9-formulier van 28 april 2020 van de vader;
  • de brief van 9 juni 2020 van Jeugdformaat;
  • het F9-formulier van 19 juni 2020 van de vader;
  • de brief van 29 juni 2020 van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad);
  • het F9-formulier met bijlage van 14 juli 2020 van de moeder;
  • het rapport en advies van de Raad van 6 januari 2021, kenmerk [kenmerk] ;
  • het F9-formulier van 19 juli 2021 van de vader;
  • het F9-formulier van 3 augustus 2021 van de moeder.
Op 4 augustus 2021 is de behandeling op de videozitting (via Skype for business) voortgezet. Hierbij zijn verschenen:
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
  • de advocaat van de moeder;
  • [medewerker RvdK] namens de Raad;
  • [medewerker WSS] namens de WSS;
  • de pleegouders.

Feiten

- De moeder en de vader zijn de ouders van de minderjarige:
[minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2017 te [geboorteplaats] .
  • [voornaam minderjarige] staat sinds 22 april 2020 onder toezicht van de WSS en is sindsdien uithuisgeplaatst in een voorziening voor pleegzorg.
  • Bij beschikking van 14 april 2021 van deze rechtbank is het ouderlijk gezag van de moeder beëindigd en is de WSS benoemt tot voogdes over [voornaam minderjarige] . Ten aanzien van de omgang tussen [voornaam minderjarige] en de moeder is bepaald dat er een regeling geldt die de WSS in het belang van [voornaam minderjarige] acht.

Beoordeling

De rechtbank handhaaft al hetgeen bij genoemde beschikkingen is overwogen en beslist, voor zover in deze beschikking niet anders wordt overwogen of beslist.
Gezag
Op grond van artikel 1:253c lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) kan de tot het gezag bevoegde ouder van het kind, die nimmer het gezag gezamenlijk met de moeder uit wie het kind is geboren heeft uitgeoefend, de rechtbank verzoeken de ouders met het gezamenlijk gezag dan wel hem alleen met het gezag over het kind te belasten. Krachtens het vierde lid van dit artikel wordt wanneer een voogd het gezag uitoefent, het verzoek om de tot het gezag bevoegde ouder, bedoeld in het eerste lid, alleen met het gezag te belasten slechts afgewezen, indien gegronde vrees bestaat dat bij inwilliging de belangen van het kind zouden worden verwaarloosd.
De vader wenst (alleen) belast te worden met het gezag over [voornaam minderjarige] . De vader wenst door middel van het gezag meer betrokken te worden bij de opvoeding van [voornaam minderjarige] en beslissingsbevoegd ten aanzien van de belangrijke beslissingen rondom [voornaam minderjarige] . De afgelopen jaren heeft hij, onder andere gedurende de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] , ervaren dat hij zonder gezag aan de zijlijn staat.
De Raad is van mening dat het op dit moment niet in het belang is van [voornaam minderjarige] om de vader te belasten met het ouderlijk gezag. Met het oog op de gezagsbeëindiging van de moeder vindt de Raad het ook niet passend om de vader met het gezag te belasten. Dit geldt temeer daar [voornaam minderjarige] momenteel bij de pleegouders verblijft en de vader geen zicht op [voornaam minderjarige] heeft en zijn problematiek niet (volledig) onderkent. De vader stuurt er op aan dat [voornaam minderjarige] bij hem komt wonen, terwijl het niet in het belang van [voornaam minderjarige] is om onduidelijkheid te hebben over zijn verblijfplaats, laat staan dat hij hiermee belast wordt. Gelet hierop is de Raad van mening dat de WSS belast dient te blijven met de voogdij over [voornaam minderjarige] .
De rechtbank overweegt als volgt. In deze zaak speelt het belang van de vader bij het gezag enerzijds en anderzijds het belang van [voornaam minderjarige] bij rust in zijn omgeving en bij beëindiging van de conflicten over de gezagsuitoefening over hem, mede nu nog niet zo lang geleden het gezag van de moeder is beëindigd. Naar het oordeel van de rechtbank is het voor [voornaam minderjarige] van belang dat zijn positie in het gezin van de pleegouders wordt gestabiliseerd. De pleegouders bieden de rust en begeleiding die [voornaam minderjarige] nodig heeft om aan zijn kind eigen problematiek te werken. Zowel de WSS als de pleegouders hebben op de zitting aangegeven dat [voornaam minderjarige] een complex jongetje is. Zo heeft [voornaam minderjarige] een grote achterstand op het gebied van taal, spraak, cognitie en sociaal-emotionele ontwikkeling. Op dit moment zijn zowel een kinderarts als een kinderpsychiater bij [voornaam minderjarige] betrokken. De rechtbank acht het in het belang van [voornaam minderjarige] dat de WSS de voogdij over [voornaam minderjarige] behoudt, om samen met de betrokken hulpverlening, de pleegouders, de vader en de moeder aan de problematiek van [voornaam minderjarige] te werken. De rechtbank volgt het advies van de Raad en heeft de gegronde vrees dat de belangen van [voornaam minderjarige] zouden worden verwaarloosd indien de vader alleen met het gezag over hem zou worden belast. Het verzoek van de vader om hem met het gezag over [voornaam minderjarige] te belasten wordt daarom afgewezen.
De rechtbank wenst hierbij wel te benadrukken dat het van belang is dat de vader geïnformeerd wordt over het welzijn van [voornaam minderjarige] . Hier ziet de rechtbank een taak voor de WSS. Op de zitting heeft de WSS aangegeven dat zij, sinds zij met de voogdij over [voornaam minderjarige] is belast, met de vader bespreken hoe het met [voornaam minderjarige] gaat. De rechtbank verwacht dat de WSS dit voortzet en de vader met enige regelmaat (bijvoorbeeld maandelijks, voor of na een contactmoment tussen de vader en [voornaam minderjarige] ) informeert over nieuwe ontwikkelingen rondom [voornaam minderjarige] .
Omgang
Op grond van artikel 1:377a lid 2 BW stelt de rechter op verzoek van de ouders of van één van hen, al dan niet voor bepaalde tijd, een regeling inzake de uitoefening van het omgangsrecht vast.
Op de zitting heeft de WSS aangegeven dat sinds zij de voogdes over [voornaam minderjarige] zijn, er bezoeken (met een opbouw) tussen de vader en [voornaam minderjarige] zijn ingepland. Het eerste bezoek duurde een half uur, het tweede bezoek duurde drie kwartier en het derde bezoek, dat in de week van de zitting zal plaatsvinden, zal een uur duren. De huidige frequentie van de bezoeken van de vader is één keer per vier weken. [voornaam minderjarige] ziet de moeder momenteel ook één keer per vier weken, zodat [voornaam minderjarige] twee keer per vier weken omgang met één van beide ouders heeft. De WSS ziet dat [voornaam minderjarige] in het contact met beide ouders veel regie wil voeren. Ook ziet de WSS dat [voornaam minderjarige] een aantal dagen moet bijkomen van contact met één van zijn ouders. De WSS zal onderzoeken hoe zij de bezoeken van beide ouders in de toekomst het beste vorm kan geven voor [voornaam minderjarige] , maar hebben meer tijd nodig om dit grondig te kunnen onderzoeken.
Zowel de WSS als de pleegouders hebben op de zitting aangegeven dat er vooruitgang is in het contact tussen de vader en [voornaam minderjarige] , maar dat hier nog verbetering in mogelijk en nodig is. Zo geeft de WSS aan dat de vader veel van [voornaam minderjarige] houdt en het goed wil doen, maar dat hij onvoldoende zicht heeft op wat [voornaam minderjarige] nodig heeft. Het ontbreekt de vader met name aan inzicht in de beperkingen van [voornaam minderjarige] . De vader heeft hier meer advies en ondersteuning bij nodig.
De pleegouders geven aan dat het eerste omgangsmoment niet geheel positief verliep, echter verliep het tweede omgangsmoment positiever. De vader volgde [voornaam minderjarige] meer in zijn spel. De pleegouders zien dat de vader zijn best doet, maar [voornaam minderjarige] is een complex kind. Zo zien de pleegouders dat de vader moeite heeft om de signalen bij [voornaam minderjarige] te zien, wanneer hij iets niet wil of niet fijn vindt. De vader gaat daar soms te makkelijk aan voorbij. [voornaam minderjarige] geeft duidelijk een grens aan, maar de vader vindt het lastig die grens te herkennen en daarop te handelen.
De vader heeft op de zitting aangegeven dat hij [voornaam minderjarige] opnieuw moet leren kennen, aangezien hij inmiddels al een jaar bij de pleegouders verblijft. De vader geeft aan open te staan voor hulpverlening, zodat hij de signalen van [voornaam minderjarige] beter kan herkennen, bijvoorbeeld in de vorm van omgangsbegeleiding. De WSS heeft vervolgens aangegeven opvoedondersteuning in te kunnen zetten om de vader inzicht te geven in de beperkingen van [voornaam minderjarige] , zodat hij beter met [voornaam minderjarige] in contact kan komen. De WSS vindt het prettig dat de vader hier voor open staat.
De rechtbank overweegt als volgt. Inmiddels heeft de WSS al een omgangsregeling (met opbouw) tussen de vader en [voornaam minderjarige] opgestart. De WSS onderzoekt wat zowel de vader als [voornaam minderjarige] nodig hebben om deze omgangsregeling op den duur uit te breiden. De rechtbank acht het van belang dat de vader meer inzicht krijgt in de kind eigen problematiek van [voornaam minderjarige] , voordat onbegeleid contact tussen hen kan plaatsvinden. De WSS zal de vader, zoals op de zitting aangegeven, hierbij begeleiden. De vader staat ook open voor deze begeleiding. De rechtbank prijst de vader voor het feit dat hij de benodigde hulpverlening wenst te accepteren. De rechtbank zal gezien het voorgaande bepalen dat de omgang tussen de vader en [voornaam minderjarige] onder de regie van de WSS zal plaatsvinden. Hierbij dient de opbouw, de wijze, de duur en de frequentie van de omgangsmomenten door de WSS te worden bepaald. De rechtbank zal het meer of anders verzochte door de vader ten aanzien van de omgangsregeling afwijzen.
Proceskosten
Aangezien het een familierechtelijke kwestie is, zal de rechtbank de proceskosten tussen partijen compenseren zoals hierna vermeld.

BeslissingDe rechtbank – met wijziging in zoverre van de beschikking van deze rechtbank van 2 april 2019 –:

bepaalt dat de omgang tussen de vader en [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2017 te [geboorteplaats] , onder regie van de WSS zal plaatsvinden, waarbij de wijze van de omgangsmomenten, de frequentie van de omgangsmomenten en de duur van de omgangsmomenten door de WSS bepaald zal worden;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. H. Dragtsma, (kinder-)rechter, tot stand gekomen in samenwerking met mr. A.M. Lokhorst als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 15 september 2021.