ECLI:NL:RBDHA:2021:12263

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 november 2021
Publicatiedatum
10 november 2021
Zaaknummer
AWB 21/93
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in verblijfsvergunningzaak oud-Nederlander

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 4 november 2021 uitspraak gedaan in het kader van een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster, een oud-Nederlander, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. Het bestreden besluit, dat op 2 juni 2021 was genomen, verklaarde het bezwaar van verzoekster tegen deze afwijzing ongegrond. Hierop heeft verzoekster beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht uitspraak gedaan zonder zitting. Tijdens de behandeling van de zaak is gebleken dat er reeds een uitspraak was gedaan op het beroep dat verband hield met het verzoek om voorlopige voorziening, onder zaaknummer NL21.10319. Hierdoor was het verzoek om een voorlopige voorziening niet meer nodig. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om die reden afgewezen als kennelijk ongegrond.

Daarnaast is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 21/93
uitspraak van de voorzieningenrechter op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[verzoekster], verzoekster

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. P.H. Hillen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. N. Hamzaoui).

Procesverloop

Bij besluit van 2 juni 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van verzoekster tegen de afwijzing van haar aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd ongegrond verklaard.
Verzoekster heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verder heeft zij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter doet op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet
bestuursrecht uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. Bij uitspraak van vandaag, zaaknummer NL21.10319, heeft de rechtbank uitspraak gedaan op het beroep waarop dit verzoek om een voorlopige voorziening betrekking heeft.
Een voorlopige voorziening is daarom niet meer nodig. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om die reden af als kennelijk ongegrond.
2. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. W. van Loon, griffier, op 4 november 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.