ECLI:NL:RBDHA:2021:12261

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 november 2021
Publicatiedatum
10 november 2021
Zaaknummer
NL21.12612
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen overdrachtsbesluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 november 2021 uitspraak gedaan in een beroep tegen een overdrachtsbesluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Het bestreden besluit, dat op 2 augustus 2021 is genomen, hield in dat eiser aan de autoriteiten van Roemenië zou worden overgedragen. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. Echter, de voorzieningenrechter heeft op 20 augustus 2021 het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen.

Tijdens de zitting op 4 november 2021 zijn partijen niet verschenen, ondanks dat zij voorafgaand aan de zitting op de hoogte waren gesteld. De rechtbank heeft vervolgens ambtshalve onderzocht of eiser nog procesbelang had bij het beroep. Uit het dossier bleek dat eiser op 3 september 2021 was overgedragen aan de Roemeense autoriteiten en dat zijn gemachtigde op 25 oktober 2021 had aangegeven geen contact meer te hebben met eiser.

De rechtbank concludeert dat eiser kennelijk geen prijs meer stelt op de behandeling van het beroep, aangezien hij geen contact heeft onderhouden met zijn gemachtigde en niet ter zitting is verschenen. Hierdoor heeft eiser geen belang meer bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen vier weken bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.12612
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. M.B. van den Toorn-Volkers),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. E. van Hoof).

Procesverloop

Bij besluit van 2 augustus 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder bepaald dat eiser aan de autoriteiten van Roemenië zal worden overgedragen.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Tevens heeft eiser de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening.
Bij uitspraak van 20 augustus 2021 heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen (NL21.12616).
De rechtbank heeft het beroep op 4 november 2021 op zitting behandeld. Partijen zijn met voorafgaand bericht niet verschenen.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Overwegingen

1. De rechtbank ziet zich allereerst ambtshalve voor de vraag gesteld of eiser procesbelang heeft bij het beroep. Uit het dossier is gebleken dat eiser op 3 september 2021 is overgedragen aan de Roemeense autoriteiten. De gemachtigde van eiser heeft bij bericht van 25 oktober 2021 aangegeven dat hij sinds de overdracht geen contact meer heeft met eiser en dat eiser noch zijn gemachtigde ter zitting zullen verschijnen.
2. Indien eiser na zijn overdracht nog een beoordeling van zijn beroep tegen het overdrachtsbesluit had gewild, lag het op zijn weg om contact te onderhouden met zijn gemachtigde over de procedure. Nu eiser dit niet heeft gedaan, concludeert de rechtbank dat hij kennelijk geen prijs meer stelt op de behandeling van het beroep en daarom ook geen belang meer heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep.
3. Het beroep is niet ontvankelijk wegens het ontbreken van procesbelang.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 4 november 2021 door mr. C. van Boven-Hartogh, rechter, in aanwezigheid van mr. W. van Loon, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.