ECLI:NL:RBDHA:2021:12215
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van een verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak na niet-ontvankelijk verklaring van asielaanvraag
In de zaak tussen de verzoeker en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 3 november 2021 uitspraak gedaan. De verzoeker had een asielaanvraag ingediend, maar deze werd door de staatssecretaris op 20 juli 2021 niet-ontvankelijk verklaard. Hierop heeft de verzoeker beroep ingesteld tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening. De zitting vond plaats op 13 oktober 2021 in Middelburg, waar de verzoeker werd bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. H.J. Metselaar, en een tolk, A.A. Fawzy, aanwezig was. De staatssecretaris werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, mr. R.C. van den Berg.
Tijdens de zitting werd het verzoek om voorlopige voorziening behandeld, samen met een andere zaak (NL21.11983). De rechtbank heeft in die andere zaak het beroep ongegrond verklaard. Gezien deze uitspraak heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. W. Anker, in aanwezigheid van griffier mr. M.Ch. Grazell, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak.
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open, wat betekent dat de beslissing van de voorzieningenrechter definitief is.