ECLI:NL:RBDHA:2021:12209
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag en verzoek voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 3 november 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de afwijzing van een asielaanvraag. De verzoeker, wiens naam niet is vermeld, had een asielaanvraag ingediend die op 15 juli 2021 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen als kennelijk ongegrond. Tegen deze afwijzing heeft de verzoeker beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De zitting vond plaats op 8 september 2021, waarbij beide partijen zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen verwezen naar een eerdere uitspraak in een vergelijkbare zaak (NL21.11830) en heeft geconcludeerd dat het verzoek om voorlopige voorziening moet worden afgewezen. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. W.M.P. van Alphen, in aanwezigheid van griffier mr. M.Ch. Grazell, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.