Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam], eiser
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 3 november 2021, is de zaak behandeld van een eiser die een asielaanvraag had ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, had de aanvraag niet in behandeling genomen op basis van de Dublinverordening, omdat Duitsland verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag. Eiser, van Afghaanse nationaliteit, had zijn aanvraag op 15 juni 2021 ingediend, maar stelde dat hij risico liep op indirect réfoulement bij overdracht aan Duitsland, waar zijn eerdere aanvraag was afgewezen.
De rechtbank overwoog dat het aan eiser was om aan te tonen dat Duitsland zijn internationale verplichtingen niet zou nakomen. De rechtbank volgde de eiser niet in zijn stelling dat er structurele tekortkomingen in het Duitse asielsysteem waren. De rechtbank oordeelde dat Duitsland in beginsel zijn verplichtingen nakomt en dat de eiser niet had aangetoond dat zijn vrees voor schending van zijn rechten in Duitsland terecht was. De rechtbank concludeerde dat het beroep ongegrond was en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak benadrukt het interstatelijk vertrouwensbeginsel, waarbij ervan wordt uitgegaan dat andere EU-lidstaten hun verplichtingen nakomen, en dat het aan de eiser is om het tegendeel aan te tonen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en gaf aan dat hoger beroep mogelijk is bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na bekendmaking.