ECLI:NL:RBDHA:2021:12176

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 november 2021
Publicatiedatum
8 november 2021
Zaaknummer
AWB 20/8416
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugkeerbesluit en rechtmatig verblijf in Nederland

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 november 2021 uitspraak gedaan in een beroep tegen een terugkeerbesluit dat door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid aan eiser was opgelegd. Eiser, die geen rechtmatig verblijf in Nederland had, kreeg een termijn van 28 dagen om de Europese Unie te verlaten. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, waarbij hij aanvoerde dat de gronden in het besluit niet in overeenstemming waren met de feiten en dat er onvoldoende belangenafweging had plaatsgevonden. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser niet kon aantonen dat hij rechtmatig in Nederland verbleef en dat de staatssecretaris voldoende had gemotiveerd waarom het terugkeerbesluit was opgelegd. De rechtbank oordeelde dat de belangen van eiser niet zwaarder wogen dan de noodzaak om het terugkeerbesluit te handhaven. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 20/8416

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 november 2021 in de zaak tussen

[eiser] , eiser, V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. F.A. Broersma),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. A. de Graaf).

Procesverloop

In het besluit van 19 oktober 2020 (bestreden besluit) heeft verweerder eiser een terugkeerbesluit opgelegd met een termijn van 28 dagen.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Omdat geen van de partijen, nadat zij zijn gewezen op hun recht ter zitting te worden gehoord, heeft verklaard dat zij gebruik wil maken van dit recht, heeft de rechtbank bepaald dat het onderzoek ter zitting verder achterwege blijft. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Verweerder heeft aan eiser een terugkeerbesluit opgelegd en hem opgedragen binnen een termijn van 28 dagen de Europese Unie te verlaten, omdat eiser geen rechtmatig verblijf in Nederland heeft.
Wat vinden eiser en verweerder in beroep?
2. Eiser voert aan dat de gronden in het besluit niet in overeenstemming zijn met de zware en lichte gronden. Het is onduidelijk welke verwijten eiser wordt gemaakt. Het bestreden besluit is volgens eiser niet met de juiste redenen omkleed en er heeft geen of een onvoldoende belangenafweging plaatsgevonden.
3. Verweerder stelt dat eiser geen rechtmatig verblijf had in Nederland. De belangen die eiser heeft aangedragen heeft verweerder voldoende afgewogen en daarin geen aanleiding gezien om geen terugkeerbesluit op te leggen. Dat eiser een zwangere vrouw zou hebben in België is uit navraag bij de Belgische autoriteiten niet gebleken, noch dat eiser zou zijn getrouwd met de persoon die hij heeft genoemd. Verder stond het eiser vrij om asiel aan te vragen vanwege zijn problemen in Mongolië. Er zijn volgens verweerder terecht geen gronden opgenomen in het besluit omdat niet aan eiser is tegengeworpen dat er een risico op onttrekking is.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. De rechtbank is van oordeel dat verweerder terecht het bestreden besluit heeft opgelegd. Eiser heeft niet bestreden dat hij niet rechtmatig in Nederland verblijft. Dit betekent dat verweerder verplicht is om een terugkeerbesluit uit te vaardigen. [1] Voordat het besluit is opgelegd, heeft verweerder eiser gehoord. Verweerder heeft vervolgens de omstandigheden bij de Belgische autoriteiten nagevraagd en daaruit bleek dat in België niets bekend is van een huwelijk met de persoon die eiser had doorgegeven. Ook bleek dat de vrouw, in tegenstelling tot wat eiser heeft verklaard, niet zwanger is. Eiser heeft het huwelijk of de zwangerschap ook niet op een andere manier aannemelijk gemaakt. Verweerder heeft deze omstandigheden daarom niet hoeven te betrekken en de belangenafweging in het nadeel van eiser mogen laten uitvallen. Dit heeft verweerder in het bestreden besluit voldoende gemotiveerd.
5. Het beroep is ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van mr. G.A. Verhoeven, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 4 november 2021.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Artikel 62, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.