ECLI:NL:RBDHA:2021:12175

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 november 2021
Publicatiedatum
8 november 2021
Zaaknummer
AWB 20/8865
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag document rechtmatig verblijf gemeenschapsonderdaan wegens gebrek aan bewijsstukken

In deze zaak heeft eiseres, een gemeenschapsonderdaan, een aanvraag ingediend voor een document dat haar rechtmatig verblijf in Nederland zou bevestigen. De aanvraag werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen, omdat eiseres geen bewijsstukken had overgelegd die aantonen dat zij over voldoende middelen van bestaan beschikt en dat zij een zorgverzekering heeft. Eiseres heeft tegen deze afwijzing beroep ingesteld, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat de afwijzing terecht was. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres niet was ingeschreven in de Basisregistratie Personen (BRP) en dat de familieband met haar referent niet was aangetoond. Ondanks dat eiseres aanvoerde dat zij zwanger was en een huwelijksakte had overgelegd, heeft de rechtbank geoordeeld dat dit niet voldeed aan de vereisten voor de aanvraag. De rechtbank heeft ook overwogen dat de hoorplicht niet is geschonden, omdat er geen twijfel bestond dat de aanvraag zou worden afgewezen op basis van het ontbreken van de vereiste stukken. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 20/8865

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 november 2021 in de zaak tussen

[eiseres], eiseres, V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. A. Orhan),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. M.H. Belevska).

Procesverloop

In het besluit van 9 juni 2020 (primair besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot afgifte van een document waaruit het rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan blijkt afgewezen.
In het besluit van 4 november 2020 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Omdat geen van de partijen, nadat zij zijn gewezen op hun recht ter zitting te worden gehoord, heeft verklaard dat zij gebruik wil maken van dit recht, heeft de rechtbank bepaald dat het onderzoek ter zitting verder achterwege blijft. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiseres heeft een aanvraag ingediend voor een document waaruit blijkt dat zij rechtmatig verblijft als gemeenschapsonderdaan. Zij verblijft bij haar gestelde man (referent). Verweerder heeft de aanvraag afgewezen omdat de familieband niet staat ingeschreven in de Basisregistratie Personen (BRP), eiseres niet staat ingeschreven en niet wordt voldaan aan het middelenvereiste. Verweerder stelt dat eiseres meerdere malen is gevraagd bewijsstukken te overleggen, maar eiseres geen stukken heeft overgelegd.
Wat vinden eiseres en verweerder in beroep?
2. Eiseres voert aan dat zij had moeten worden gehoord. Door de huwelijksakte te overleggen heeft eiseres aangetoond dat zij familielid is van een Unieburger. Ook is eiseres zwanger en zal zij op korte termijn bevallen.
3. Verweerder brengt naar voren dat eiseres in haar aanvraag en in bezwaar is gevraagd stukken te overleggen van het inkomen van referent en een zorgverzekering. Eiseres heeft niet op deze brieven gereageerd. Verweerder betoogt dat eiseres niet bestrijdt dat niet is aangetoond dat referent voldoet aan deze vereisten. De stelling van eiseres dat zij gehuwd en zwanger is, maakt niet anders dat geen stukken van een inkomen of zorgverzekering zijn overgelegd.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de aanvraag terecht heeft afgewezen omdat eiseres onvoldoende stukken heeft overgelegd. Verweerder wijst er terecht op dat voor een aanvraag voor een document waaruit het rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan blijkt, is vereist dat de Unieburger rechtmatig in Nederland verblijft. Dat betekent dat de referent voor zichzelf en zijn familieleden beschikt over voldoende middelen van bestaan en over een verzekering die de ziektekosten in Nederland volledig dekt. [1] Eiseres heeft niet betwist dat zij hierover geen stukken heeft overgelegd. Alleen al daarom mag de aanvraag worden afgewezen. De overige gronden behoeven geen bespreking.
5. Met betrekking tot de hoorplicht overweegt de rechtbank als volgt. Horen is een essentieel onderdeel van de bezwaarschriftenprocedure en daarvan kan slechts worden afgezien indien er, naar objectieve maatstaven bezien, op voorhand redelijkerwijs geen twijfel over mogelijk is dat de bezwaren niet kunnen leiden tot een andersluidend besluit. [2] Naar het oordeel van de rechtbank deed een dergelijke situatie zich hier voor. Eiseres heeft niet de vereiste stukken ingediend. Dat eiseres tijdens een hoorzitting uitleg of informatie wilde geven, maakt dit niet anders, omdat verweerder de beslissing om van horen af te zien neemt op grond van het bezwaarschrift.
6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van mr. G.A. Verhoeven, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 4 november 2021.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Artikel 8.12, eerste lid, onder b, van het Vreemdelingenbesluit 2000.
2.Artikel 7:3, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht.