Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[kind 2], V-nummer: [V-nummer] hierna gezamenlijk: verzoekers
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 19 januari 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van asielaanvragen van verzoekers. De verzoekers, een gezin met minderjarige kinderen, hadden aanvragen ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had echter besloten deze aanvragen niet in behandeling te nemen, omdat Polen verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de asielverzoeken. Verzoekers hebben hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De zitting vond plaats op 12 januari 2021 via een Skype-beeldverbinding, waarbij partijen hebben aangegeven niet aanwezig te zijn. De voorzieningenrechter heeft in een eerdere uitspraak op dezelfde dag, in samenhang met andere zaken, geoordeeld over de beroepen van de verzoekers. Aangezien er inmiddels een uitspraak was gedaan op de beroepen, was er geen noodzaak meer voor een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft daarom de verzoeken om voorlopige voorziening afgewezen.
De rechtbank heeft ook overwogen dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.