ECLI:NL:RBDHA:2021:12152
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- E.P.W. Kwakman
- A.K. Mireku
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak met betrekking tot uitzetting en artikel 8 EVRM
Op 21 september 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag een mondelinge uitspraak gedaan in de zaak tussen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid en een Venezolaanse verzoekster, die om een voorlopige voorziening had verzocht. De verzoekster had bezwaar gemaakt tegen een besluit van 23 december 2020, waarin haar aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd was afgewezen. Dit verzoek was gedaan met het oog op het uitoefenen van familie- en gezinsleven, zoals beschermd onder artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De verzoekster was in Nederland gekomen om bij haar referente te verblijven, die in het bezit is van een verblijfsvergunning.
Tijdens de zitting op 21 september 2021 was de verzoekster aanwezig, bijgestaan door haar gemachtigde, terwijl de verweerder niet verscheen. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de verzoekster na het bestreden besluit verschillende nadere stukken had ingediend, waaronder verklaringen van vrienden en financiële documenten. De verweerder had echter geen inhoudelijk standpunt ingenomen over deze stukken, wat leidde tot de conclusie dat het bezwaar van de verzoekster een redelijke kans van slagen had.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen, wat betekent dat de verzoekster niet mocht worden uitgezet totdat op het bezwaar was beslist. Daarnaast werd de verweerder opgedragen het betaalde griffierecht van € 178,- aan de verzoekster te vergoeden en werd verweerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten, vastgesteld op € 1.496,-. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open.