ECLI:NL:RBDHA:2021:12151

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 september 2021
Publicatiedatum
8 november 2021
Zaaknummer
AWB 21/323 en AWB 21/324
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening verblijfsvergunning op grond van artikel 8 EVRM

Op 21 september 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag, mr. A.K. Mireku, uitspraak gedaan in de zaken AWB 21/323 en AWB 21/324. Verzoekers, twee personen van Surinaamse nationaliteit, hebben een verzoek ingediend om een voorlopige voorziening in het kader van hun aanvragen voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, met als doel het uitoefenen van familie- en gezinsleven op grond van artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De aanvragen waren eerder door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen, omdat de duurzame en exclusieve relatie met de referent niet was aangetoond.

Tijdens de zitting op 21 september 2021 zijn de verzoekers verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde, mr. G.W. Mettendaf. De staatssecretaris was niet ter zitting aanwezig. De voorzieningenrechter heeft de verzoeken om een voorlopige voorziening behandeld en na afloop van de zitting onmiddellijk uitspraak gedaan. De voorzieningenrechter heeft de verzoeken afgewezen, omdat verzoekers onvoldoende bewijs hebben geleverd voor hun claim van beschermenswaardig familieleven. Bovendien bleek tijdens de zitting dat verzoekster inmiddels een nieuwe partner heeft en dat verzoeker geen contact heeft met de referent.

De voorzieningenrechter heeft ook het verzoek om vrijstelling van het griffierecht toegewezen, aangezien verzoekers hebben aangetoond geen inkomsten of vermogen te hebben. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er is geen mogelijkheid tot hoger beroep tegen deze beslissing. De uitspraak benadrukt het belang van het aantonen van een duurzame relatie en de noodzaak van bewijsvoering in zaken die betrekking hebben op verblijfsvergunningen op basis van gezinsleven.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
zaaknummers: AWB 21/323 en AWB 21/324
[V-Nummer 1] ( [verzoeker] ) en [V-Nummer 2] ( [verzoekster] )

Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van

21 september 2021 in de zaken tussen

[verzoekster] ,

geboren op [geboortedatum 1] 1984, verzoekster
en
[verzoeker],
geboren op [geboortedatum 2] 2002, verzoeker,
beiden van Surinaamse nationaliteit,
tezamen: verzoekers
(gemachtigde mr. G.W. Mettendaf),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij afzonderlijke besluiten van 22 december 2020 heeft verweerder de aanvragen van verzoekers om verlening van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd met als doel het uitoefenen van familie- en gezinsleven op grond van artikel 8 van het EVRM [1] afgewezen.
Verzoekers hebben tegen deze besluiten bezwaar gemaakt. Zij hebben de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen die ertoe strekt de uitzetting te verbieden totdat op het bezwaar is beslist.
De voorzieningenrechter heeft de verzoeken op de zitting behandeld op
21 september 2021. Verzoekers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Verweerder is - met voorafgaande kennisgeving - niet ter zitting verschenen.
Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst de verzoeken om een voorlopige voorziening af.

Overwegingen

1. Verzoekers hebben om vrijstelling van het griffierecht verzocht. Zij hebben een verklaring ingevuld dat zij geen inkomsten of vermogen hebben. De voorzieningenrechter wijst dit verzoek toe. Verzoekers hoeven voor de verzoeken om voorlopige voorziening geen griffierecht te betalen.
2. Verzoekers willen met hun aanvragen verblijf bij [naam referent] (referent). Volgens verzoekster heeft zij een duurzame en exclusieve relatie met hem. Volgens verzoeker is referent zijn vader en heeft hij beschermenswaardig familieleven met hem.
3. Verweerder heeft de aanvragen afgewezen, omdat de duurzame en exclusieve relatie tussen referent en verzoekster niet is aangetoond. Evenmin is de relatie tussen verzoeker en referent aangetoond.
4. De voorzieningenrechter overweegt als volgt. Het ligt op de weg van verzoekers om aannemelijk te maken dat sprake is van beschermenswaardig familieleven. Verzoekers hebben dat onvoldoende gedaan. Zo hebben zij geen stukken overgelegd ter onderbouwing van hun betoog. Tijdens de zitting is bovendien duidelijk geworden dat verzoekster inmiddels een nieuwe partner heeft en dat geen sprake is van familieleven tussen verzoekster en referent. Ook verzoeker heeft aangegeven dat hij op het moment geen contact heeft met referent. Het bezwaar van verzoekers heeft bij deze stand van zaken dan ook geen kans van slagen. Om die reden worden de verzoeken om voorlopige voorziening afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.K. Mireku, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van E.P.W. Kwakman, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
21 september 2021.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal.
E.P.W. Kwakman mr. A.K. Mireku
griffier voorzieningenrechter
afschrift verzonden op:

RECHTSMIDDEL

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open.

Voetnoten

1.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.