ECLI:NL:RBDHA:2021:12150

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 oktober 2021
Publicatiedatum
8 november 2021
Zaaknummer
09/252861-20
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in verkeerszaak wegens gebrek aan schuldverwijt en onvoorzichtigheid

Op 19 oktober 2021 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een verkeersongeval op 1 september 2019 in 's-Gravenzande. De verdachte, geboren in 1959, reed met zijn auto en kwam in aanrijding met een voetganger, die daarbij om het leven kwam. De officier van justitie had de verdachte ten laste gelegd dat hij zich roekeloos en onvoorzichtig had gedragen, wat zou hebben geleid tot het fatale ongeval. Tijdens de zitting op 5 oktober 2021 werd de vordering van de officier van justitie besproken, die vrijspraak van het primair tenlastegelegde en bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde had gevorderd. De verdediging pleitte voor vrijspraak van beide tenlasteleggingen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen bewijs was dat de verdachte zich aanmerkelijk onvoorzichtig had gedragen. Er was geen bewijs dat hij met hoge snelheid reed of dat zijn aandacht niet bij het autorijden was. Bovendien werd opgemerkt dat de combinatie van een onjuiste aanleg van de voetgangersoversteekplaats en de donkere achtergrond mogelijk heeft bijgedragen aan de verminderde zichtbaarheid van het slachtoffer. De rechtbank concludeerde dat er geen andere feiten of omstandigheden waren die een schuldverwijt aan de verdachte rechtvaardigden.

De rechtbank oordeelde ook dat er geen sprake was van gevaarzettend gedrag van de verdachte, zoals vereist onder artikel 5 van de Wegenverkeerswet. De verdachte had adequaat gereageerd na de aanrijding en het niet kunnen voorkomen van het ongeval was niet aan zijn verkeersgedrag te wijten. Daarom sprak de rechtbank de verdachte vrij van zowel het primair als het subsidiair tenlastegelegde feit.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/252861-20
Datum uitspraak: 19 oktober 2021
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1959 te ‘[geboorteplaats],
BRP-adres: [adres 1] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 5 oktober 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. S. Polderman en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. A.R. Mes naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 1 september 2019 te 's-Gravenzande, gemeente Westland als
verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (auto), daarmede
rijdende over de weg, [adres 2] , zich zodanig heeft gedragen dat een aan
zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk
geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, als volgt te
handelen:
- hij heeft aldaar gereden zonder voldoende aandacht te hebben voor het verkeer
en/of de verkeerssituatie ter plaatse en/of (vervolgens)
- hij heeft een voetganger welke aldaar op een oversteekplaats (ter hoogte van de
Spinel) overstak of die kennelijk op het punt stond over te steken, niet laten
voorgaan en/of (vervolgens)
- hij heeft de snelheid van zijn motorrijtuig niet zodanig geregeld dat hij in staat was
om zijn motorrrijtuig tot stilstand te kunnen brengen binnen de afstand waarover
hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was, ten gevolge waarvan hij tegen die
voetganger is gebotst,
waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) werd gedood;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 1 september 2019 te 's-Gravenzande, gemeente Westland als
bestuurder van een motorrijtuig (auto), daarmee rijdende op de weg, [adres 2]
, als volgt heeft gehandeld:
- hij heeft aldaar gereden zonder voloende aandacht te hebben voor het verkeer
en/of de verkeerssituatie ter plaatse en/of (vervolgens)
- hij heeft een voetganger welke aldaar op een oversteekplaats (ter hoogte van de
Spinel) overstak of die kennelijk op het punt stond over te steken, niet laten
voorgaan en/of (vervolgens)
- hij heeft de snelheid van zijn motorrijtuig niet zodanig geregeld dat hij in staat was
om zijn motorrrijtuig tot stilstand te kunnen brengen binnen de afstand waarover
hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was, ten gevolge waarvan hij tegen die
voetganger is gebotst,
waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) werd gedood;
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.

3.Vrijspraak

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het primair tenlastegelegde en bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde. Op haar standpunten wordt hierna – voor zover relevant – nader ingegaan.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een geldboete van € 1.000,00, subsidiair 20 dagen hechtenis en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid van twee maanden met een proeftijd van 2 jaren.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Het ongevalOp 1 september 2019 omstreeks 06.22 uur vond op de [adres 2] in ’s-Gravenzande een aanrijding plaats tussen de personenauto van de verdachte en een voetganger, het slachtoffer, [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ). De verdachte reed binnen de bebouwde kom op de [adres 2] , komende uit de richting van het centrum van ’s-Gravenzande en gaande richting de Naaldwijkseweg. [slachtoffer] was vermoedelijk voornemens om over te steken dan wel aan het oversteken, op of nabij een voetgangersoversteekplaats. [slachtoffer] is geraakt door de passerende auto van de verdachte en is naar alle waarschijnlijkheid op slag dood geweest.
De verklaring van de verdachteDe verdachte heeft verklaard dat hij dagelijks meerdere keren op de [adres 2] rijdt. Hij kent de situatie ter plaatse. Hij reed die ochtend naar zijn werk, het was redelijk vroeg en het schemerde nog. Het was rustig op straat en de verdachte heeft geen ander verkeer op de weg gezien. Hij heeft verklaard dat hij zich uitgerust voelde en dat hij zijn bril droeg. Hij reed naar eigen schatting de toegestane maximum snelheid van vijftig kilometer per uur. Hij heeft verklaard dat hij reed ter hoogte van de kruising Spinel met de [adres 2] en dat daar twee voetgangersoversteekplaatsen zijn. Hij passeerde de eerste voetgangersoversteekplaats en reed daarna over de tweede voetgangersoversteekplaats. De verdachte heeft verklaard dat hij toen links van zijn auto een klap hoorde en plots een barst links in de voorruit van zijn auto zag. Hij verklaarde niet meer te weten of hij zich – op het moment dat hij de klap hoorde - voor, op of voorbij de voetgangersoversteekplaats bevond. Hij keek in zijn achteruitkijkspiegel en zag iets liggen in de middenberm. Hij wist niet wat het was. Hij is bij de eerst volgende gelegenheid gekeerd. Toen hij dichterbij kwam, zag hij dat er een man in de middenberm lag. Hij is gestopt en is naar de man toegelopen. Hij zag dat het niet goed met hem ging. Hij belde 112 en maande een andere auto tot stoppen, zodat de persoon in deze auto hem kon helpen. Verder heeft de verdachte verklaard dat hij nergens anders mee bezig was en dat zijn aandacht bij het autorijden was.
De plaats en omstandigheden van het ongevalUit het onderzoek op de ongevalslocatie volgt dat op de aansluiting van Spinel op de [adres 2] zich twee voetgangersoversteekplaatsen bevinden. Op de aansluiting van Spinel op de [adres 2] bevindt zich een voetgangersoversteekplaats met markeringen en een drempel. Na de Spinel bevindt zich een voetgangersoversteekplaats die niet is aangelegd op een verkeersdrempel met talud- of pianostrepen. Deze voetgangersoversteekplaats voldoet daarom niet aan de richtlijnen voor een dergelijke oversteekplaats op een gebiedsontsluitingsweg met maximum snelheid van 50 kilometer per uur. Door de aanwezigheid van de eerste voetgangersoversteekplaats met markeringen en een drempel is de zichtbaarheid van de tweede voetgangersoversteekplaats zónder die markeringen en drempel minder. Verder staan aan de rechterzijde van de tweede voetgangersoversteekplaats hoge bosschages en bomen. Volgens de verbalisanten zorgt dat voor een donker vlak. Uit onderzoek is gebleken dat [slachtoffer] donkerblauwe kleding droeg ten tijde van het ongeval. Als gevolg van deze combinatie is het volgens de verbalisanten mogelijk dat de voetganger als het ware is weggevallen tegen de achtergrond en daardoor minder of geheel niet zichtbaar is geweest.
Het proces-verbaal Verkeersongevallenanalyse vermeldt dat de personenauto waarin de verdachte reed geen gebreken vertoonde die eventueel de oorzaak van het ongeval kunnen zijn geweest, dan wel daarop van invloed kunnen zijn geweest. Voorts waren er geen gebreken en/of bijzonderheden met betrekking tot de weersgesteldheid, het wegdek en de verkeerssituatie welke mogelijk van invloed zouden kunnen zijn geweest op het ontstaan, dan wel het verloop van het ongeval. Vastgesteld is dat het ongeval plaatsvond bij duisternis. Dat komt overeen met de verklaring van de verdachte dat het schemerde toen hij reed. Verder waren op het wegdek geen sporen aangetroffen, waaruit de verbalisanten konden bepalen op welke plaats op de voetgangersoversteekplaats de voetganger had gelopen op het moment van het ongeval. De confrontatie tussen de personenauto van de verdachte en de voetganger heeft plaats kunnen vinden voor, op of voorbij de voetgangersoversteekplaats, waarbij de voetganger door de linker voorzijde van de personenauto is aangereden. Ook is uit onderzoek gebleken dat de verdachte geen gebruik heeft gemaakt van zijn telefoon ten tijde van de aanrijding.
Dood door schuld in het verkeer
De rechtbank moet op basis van bovengenoemde omstandigheden beoordelen of de verdachte een strafrechtelijk verwijt in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW) kan worden gemaakt, zoals primair ten laste is gelegd. Om tot het oordeel te komen dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW, moet in ieder geval sprake zijn van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid, onachtzaamheid dan wel onoplettendheid van de verdachte.
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat de verdachte zich aanmerkelijke onvoorzichtig heeft gedragen. Nergens is uit gebleken dat de verdachte met (te) hoge snelheid heeft gereden, zijn aandacht niet bij het autorijden had of op andere wijze onvoorzichtig of onoplettend heeft gereden. Het is bovendien niet uit te sluiten dat de combinatie van onjuiste aanleg van de voetgangersoversteekplaats in combinatie met de donkere achtergrond heeft geleid tot het minder zichtbaar zijn van [slachtoffer] voor de verdachte. Van andere feiten en omstandigheden die meebrengen dat aan de verdachte een schuldverwijt in de zin van artikel 6 WVW kan worden gemaakt is niet gebleken. De rechtbank acht daarom het primair ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend bewezen, zodat de verdachte daarvan wordt vrijgesproken.
Gevaarzetting
De rechtbank moet vervolgens antwoord geven op de vraag of de verdachte een verkeersfout heeft gemaakt en of er als gevolg daarvan gevaar op de weg is ontstaan, waarvan de verdachte strafrechtelijk een verwijt in de zin van artikel 5 WVW valt te maken. Voor overtreding van artikel 5 WVW is in dit verband een duidelijke grens aan de strafrechtelijke verwijtbaarheid gesteld, in die zin dat er sprake moet zijn van concreet gevaarzettend gedrag van de verkeersdeelnemer. Dit gedrag behelst in beginsel ieder gedrag dat van invloed is op de veiligheid van het verkeer, waarbij de strekking is dat er in de gegeven situatie een ontoelaatbare mate van voorzienbaar gevaar door de gedraging is ontstaan. Of dit zo is, hangt af van de concrete omstandigheden van het geval. Daarbij geldt dat de gevolgen, hoe ernstig ook, niet bepalend zijn voor de beoordeling door de strafrechter.
De rechtbank is met de raadsman van oordeel dat op grond van onder andere de verklaring van de verdachte, de schouw van het ongeval en de Verkeersongevallenanalyse niet is gebleken dat de verdachte op enig moment een of meer verkeersregels heeft overtreden of een verkeersfout heeft gemaakt op of nabij de voetgangersoversteekplaats. Daarbij neemt de rechtbank opnieuw in aanmerking dat het goed kan zijn dat [slachtoffer] niet zichtbaar voor de verdachte is geweest door de combinatie van schemer, donkere kleding, en de bosschages en dat onduidelijk is gebleven of hij zich voor, op of voorbij dan wel naast de voetgangersoversteekplaats op de weg bevond.
De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat, hoewel er een vreselijk ongeluk met tragische gevolgen heeft plaatsgevonden, aan de verdachte geen strafrechtelijk verwijt kan worden gemaakt als bedoeld in artikel 5 WVW. De verdachte heeft adequaat gereageerd op het moment dat hij een klap hoorde. Dat hij het ongeval niet heeft weten te voorkomen, is niet aan zijn verkeersgedrag te wijten. De rechtbank is daarom van oordeel dat ook het subsidiair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan wordt vrijgesproken.

4.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair en subsidiair tenlastegelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.M.A. Keulen, voorzitter,
mr. N.F.R. de Rooij, rechter,
mr. C.M.A. de Koning, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. M.N.D. Snel, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 19 oktober 2021.