3.4De beoordeling van de tenlastelegging
De bewijsmiddelen
Op 13 juli 2020 is [ slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum] 2005, door de politie gehoord als getuige over het seksuele misbruik dat zou hebben plaatsgevonden. Zij heeft in dat gesprek het volgende verklaard.
Toen de verdachte voor het eerst iets bij haar deed was zij vijf of zes jaar oud. Zij kan dit nog goed herinneren, omdat ze de dag daarop voor de eerste keer is gaan schaatsen. Ze sliep die nacht bij de verdachte in bed. In de ochtend werd zij wakker omdat de verdachte tussen haar benen bezig was. Hij was haar geslachtsdeel met zijn mond aan het bevredigen door hier te likken. Hij likte haar klit en draaide rondjes met zijn vingers bij haar klit. Tussen die eerste keer en de tijd dat zij in groep acht zat is het vaker gebeurd dat zij iets bij de verdachte moest doen of dat de verdachte iets bij haar deed, zo ook tijdens een vakantie in Schotland. Tijdens die vakantie lag zij bij de verdachte in bed toen hij haar hand pakte en naar zijn piemel bewoog. Zij moest toen op en neer bewegen met haar hand. De verdachte bewoog met zijn hand mee om te laten zien hoe het moest. Op de basisschool moest zij dit de ene keer één tot drie keer per maand doen en de andere keer één keer per maand. Vanaf de middelbare school gebeurde het minder, ongeveer één keer per drie maanden. Het gebeurde in het bed van de verdachte, maar ook buiten in de schuur van de woonboerderij waar zij woonden. In die schuur ging de verdachte met zijn hoofd naar haar vagina en ging dan likken. Zij moest hem daarna ook bevredigen met haar mond. Hij bewoog haar hoofd dan naar zijn piemel en zij moest haar mond dan om zijn piemel doen. Hij hield haar hoofd vast en bewoog dit heen en weer. Het stopte pas als de verdachte was klaargekomen. Hij kwam dan klaar in haar mond, maar zij spuugde dat dan wel uit. Ook ging de verdachte wel eens met een hand in haar broek als hij haar met de auto naar boksen bracht. Het gebeurde als er niemand in de buurt was of als iedereen goed sliep, zodat de kans klein was dat hij ontdekt zou worden.
De laatste keer dat de verdachte iets bij haar deed was in de tweede klas van de middelbare school, in het begin van het schooljaar. De verdachte probeerde toen met zijn piemel, die op dat moment stijf was, haar vagina binnen te gaan. Dit lukte niet helemaal omdat zij strak en gespannen was. De eikel van de verdachte was wel haar vagina binnen gegaan.
[ slachtoffer 1] heeft uiteindelijk aan haar broer [slachtoffer 2] verteld dat zij misbruikt is door de verdachte. [slachtoffer 2] vertelde toen direct aan haar dat tussen hem en de verdachte ook dingen waren gebeurd.
Op 14 september 2021 is [slachtoffer 2] gehoord als getuige bij de rechter-commissaris. Daar heeft hij verklaard dat hij acht of negen jaar oud was toen het misbruik door de verdachte begon. De verdachte begon dan aan zijn geslachtsdeel te zitten terwijl hij in bad lag of onder de douche stond. De verdachte trok hem dan ook af met zijn handen. In de badkamer is dit twee keer gebeurd. Ook in de slaapkamer zat de verdachte aan het geslachtsdeel van [slachtoffer 2] en trok hij hem af met zijn handen. Het is daar ook één keer gebeurd dat de verdachte dit met zijn mond deed. [slachtoffer 2] moest daarna met zijn handen aan het geslachtsdeel van de verdachte zitten en hem aftrekken. In de slaapkamer is dat twee of drie keer gebeurd. Het misbruik is gestopt toen [slachtoffer 2] elf of twaalf was.
De verdachte heeft ter terechtzitting bevestigd dat een deel van hetgeen [ slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben verklaard, klopt. De ontuchtige handelingen bij [ slachtoffer 1] bestonden uit het spelen met de handen. [ slachtoffer 1] deed dit meestal bij hem en hij deed dit ook wel bij haar, maar minder vaak. Zij pakte dan zijn penis beet met haar handen en hij pakte haar dan tussen haar benen. Dit gebeurde als [ slachtoffer 1] bij hem in bed lag of als hij met [ slachtoffer 1] in de auto zat. Wat de periode betreft stelt de verdachte dat het misbruik voor het laatst heeft plaatsgevonden toen [ slachtoffer 1] in groep 8 zat. Wat de handelingen bij [slachtoffer 2] betreft, heeft de verdachte verklaard dat [slachtoffer 2] de penis van de verdachte weleens beetpakte met zijn handen en de verdachte pakte ook wel eens de penis van [slachtoffer 2] beet.
Juridisch kader bewijs in zedenzaken
Bij de beoordeling van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen stelt de rechtbank het volgende voorop.
Volgens artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering kan het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op basis van de verklaring van één getuige of enkel op basis van de verklaring of aangifte van het slachtoffer. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen als de verklaring van één getuige met betrekking tot de feiten en omstandigheden op zichzelf staat en onvoldoende steun vindt in ander bewijsmateriaal. Daarnaast geldt dat een voor het bewijs gebruikte verklaring op zichzelf ook voldoende betrouwbaar moet zijn.
Zedenzaken kenmerken zich doorgaans door de omstandigheid dat slechts twee personen aanwezig waren bij de (gestelde) seksuele handelingen: de aangever en de verdachte. Wanneer de verdachte de seksuele handelingen dan (deels) ontkent, leidt dat er in veel gevallen toe dat slechts de verklaring van de aangever – als getuige – als wettig bewijs beschikbaar is. Uit jurisprudentie van de Hoge Raad kan echter worden afgeleid dat in zedenzaken een geringe mate aan steunbewijs, in combinatie met de verklaring van de aangever, toch voldoende wettig bewijs kan opleveren. Daarvoor is niet vereist dat het misbruik als zodanig bevestiging dient te vinden in ander bewijsmateriaal. Het is voldoende wanneer de verklaring van de aangever op bepaalde punten bevestiging vindt in andere bewijsmiddelen, die afkomstig zijn van een andere bron dan degene die de belastende verklaring heeft afgelegd. Daar staat tegenover dat tussen de verklaring en het overige bewijsmateriaal een niet te ver verwijderd verband mag bestaan. Uit het dossier en uit hetgeen op de terechtzitting is besproken, moet de rechter dan bovendien de overtuiging hebben gekregen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft gepleegd.
De rechtbank zal daarom eerst toetsen of de verklaringen van [ slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] betrouwbaar kunnen worden geacht. Vervolgens dient de rechtbank te beoordelen of die verklaringen in voldoende mate worden ondersteund door ander bewijs.
Betrouwbaarheid verklaringen
De rechtbank is van oordeel dat er geen redenen zijn om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van [ slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . De rechtbank gaat voor het bewijs van het ten laste gelegde dan ook van deze verklaringen uit. Daartoe is het volgende van belang.
De rechtbank stelt allereerst vast dat de verklaringen die [ slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben afgelegd consistent zijn. Zo hebben zij steeds duidelijk verklaard welke seksuele handelingen de verdachte bij hen heeft gepleegd en gedurende welke periode dat is gebeurd.
Voorts zijn de verklaringen, in het bijzonder de verklaringen van [ slachtoffer 1] , behoorlijk gedetailleerd, wat de verklaringen des te betrouwbaarder maakt. [ slachtoffer 1] heeft bijvoorbeeld heel specifiek verklaard over de locatie en de omstandigheden waaronder seksuele handelingen hebben plaatsgevonden. Daar komt bij dat zij het moment waarop bepaalde seksuele handelingen zouden hebben plaatsgevonden kan koppelen aan specifieke gebeurtenissen of momenten uit haar leven, zodat de rechtbank ook haar verklaring voor zover deze ziet op de periode betrouwbaar acht. Ook [slachtoffer 2] heeft voldoende gedetailleerd verklaard over welke seksuele handelingen wel en niet hebben plaatsgevonden en over de plek waar (in bad, onder de douche en in de slaapkamer) en de periode gedurende welke deze hebben plaatsgevonden.
Hier staan wisselende verklaringen van de verdachte tegenover. Zo heeft hij aanvankelijk bij de politie volledig ontkend. Zijn kinderen zouden het maar verzonnen hebben en over een rijke fantasie beschikken. Pas enkele dagen later -bij de rechter-commissaris- is de verdachte mondjesmaat gaan bekennen dat er ‘ontuchtige handelingen zijn gebeurd’. Verder blijkt uit tapgesprekken dat de verdachte heeft verklaard dat de kans redelijk is dat hij binnen 30 dagen thuis zal zijn als [slachtoffer 2] zich blijft verschonen(de rechtbank begrijpt: op zijn verschoningsrecht blijft beroepen), dat [slachtoffer 2] veel meer verklaard heeft dan waar hij op gerekend had,dat [slachtoffer 2] over bepaalde dingen ‘gewoon zijn mond moet houden’ en dat spreken zilver is, maar zwijgen goud.Hoewel dergelijke verklaringen geen direct bewijs opleveren voor de ten laste gelegde periode en seksuele handelingen, doen zij wel afbreuk aan de geloofwaardigheid van de visie van de verdachte op het feitelijk gebeuren en versterken zij juist wat [ slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben gezegd.
Tot slot overweegt de rechtbank dat uit het dossier geenszins aanwijzingen naar voren zijn gekomen waaruit zou blijken dat [ slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] er belang bij zouden hebben om hun verklaringen over de handelingen van de verdachte te verzinnen. Ten aanzien van [slachtoffer 2] is juist van contra-indicaties gebleken, nu hij geen aangifte heeft willen doen tegen de verdachte om hem niet verder te belasten.
Steunbewijs
Naar het oordeel van de rechtbank worden de betrouwbare verklaringen van [ slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] in voldoende mate ondersteund door de verklaring van de verdachte zelf. Zo heeft de verdachte niet alleen bevestigd dat hij inderdaad wel eens met [ slachtoffer 1] in bed lag of dat ze samen in de auto zaten, hij heeft ook bevestigd dat er op die momenten ontuchtige handelingen hebben plaatsgevonden met [ slachtoffer 1] , bestaande uit het beetpakken van elkaars geslachtsdelen. Ook de ontuchtige handelingen met [slachtoffer 2] heeft de verdachte bevestigd, in de zin dat de verdachte heeft verklaard dat hij en [slachtoffer 2] elkaars geslachtsdelen hebben beetgepakt.
Nu de rechtbank de verklaringen van [ slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] betrouwbaar acht en de verdachte die verklaringen op belangrijke punten heeft bevestigd, zal de rechtbank uitgaan van de juistheid van die verklaringen.
Conclusies
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan alle ten laste gelegde handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [ slachtoffer 1] . Wat de periode betreft gaat de rechtbank er in het voordeel van de verdachte van uit dat de periode is aangevangen toen [ slachtoffer 1] zes jaar oud was en heeft doorgelopen tot en met 1 juli 2019 (begin van het tweede schooljaar van de middelbare school), zijnde 6 januari 2011 tot en met 5 januari 2017 inzake feit 1, en 6 januari 2017 tot en met 1 juli 2019 inzake feit 2. De handeling van het inbrengen van de penis van de verdachte in de vagina van [ slachtoffer 1] heeft volgens haar verklaring éénmaal plaatsgevonden, hetgeen was in 2019. De rechtbank zal deze handeling dan ook alleen inzake feit 2 bewezen achten. Nu de rechtbank niet heeft kunnen vaststellen of [ slachtoffer 1] , ten tijde van de ontuchtige handelingen op de vakantie in Schotland, jonger of ouder dan twaalf was, zal de verdachte bij beide feiten van dit onderdeel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
De rechtbank acht ook de ontuchtige handelingen met zijn minderjarige dochter [ slachtoffer 1] in de gehele periode wettig en overtuigend bewezen (feit 3). De rechtbank acht bij dit feit bewezen dat de ontuchtige handelingen ook in Schotland hebben plaatsgevonden.
Tot slot acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan alle ten laste gelegde ontuchtige handelingen met zijn minderjarige zoon [slachtoffer 2] (behalve het kussen van de penis van [slachtoffer 2] ). Wat de periode betreft gaat de rechtbank er in het voordeel van de verdachte van uit dat de periode is aangevangen tot [slachtoffer 2] negen jaar oud was en heeft doorgelopen tot zijn twaalfde jaar, zijnde van 11 april 2002 tot 11 april 2005 (feit 4).