ECLI:NL:RBDHA:2021:12096

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 november 2021
Publicatiedatum
5 november 2021
Zaaknummer
09/058199-21
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met aanmerkelijke schuld en lichamelijk letsel

Op 4 november 2021 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een verkeersongeval op 20 januari 2020 te Leiden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte aanmerkelijke schuld had aan het ongeval, dat resulteerde in zwaar lichamelijk letsel voor de bestuurster van een Audi, genaamd [slachtoffer 1]. De verdachte reed met een snelheid van ongeveer 87 km/u, terwijl de maximumsnelheid ter plaatse 50 km/u was. Hij was afgeleid door zijn navigatiesysteem en had onvoldoende aandacht voor het verkeer, wat leidde tot de botsing met de Audi, die vervolgens in botsing kwam met een stilstaande Mazda. De rechtbank veroordeelde de verdachte tot een geldboete van € 1.000,-, te voldoen in vijf termijnen, en een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor drie maanden, met een proeftijd van een jaar. De rechtbank baseerde haar oordeel op de combinatie van de snelheid van de verdachte, zijn afleiding en de gevolgen van zijn handelen, waarbij het letsel van [slachtoffer 1] als ernstig werd beschouwd, met een verwachte herstelduur van 24 maanden.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/058199-21
Datum uitspraak: 4 november 2021
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte] ,
[geboortedag] 1967 te [geboorteplaats] ,
[Adres verdachte]

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 21 oktober 2021 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. M.J. Mos en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. B. Korvemaker naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 20 januari 2020 te Leiden als verkeersdeelnemer, namelijk als
bestuurder van een motorrijtuig (auto), daarmede rijdende over de weg, de Rijksweg
A4 (Parallelweg) zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten
verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans
aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, als volgt te handelen:
hij, verdachte aldaar,
- niet de nodige voorzichtigheid in acht heeft genomen en/of onvoldoende
aandacht heeft gehad voor het verkeer en/of de verkeerssituatie ter plaatse, immers
was hij afgeleid door en/of keek naar en/of was bezig met de bediening van het
navigatiesysteem en/of (vervolgens)
- heeft gereden met een snelheid van ongeveer 88 km/u, althans met een (veel)
hogere snelheid dan de ter plaatse, vanwege filevorming, geldende
maximumsnelheid van respectievelijk 70 en/of 50 km/u en/of (vervolgens)
- heeft gereden met een gelet op de verkeerssituatie ter plaatse (veel) te hoge
snelheid en/of (vervolgens)
- zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat was zijn motorrijtuig tijdig
tot stilstand te brengen tengevolge waarvan hij met zijn motorrijtuig tegen de
achterzijde van een (stilstaande) Audi (met als bestuurster [slachtoffer 1] ) is gebotst
en/of (vervolgens) die Audi in botsing is gekomen met een voor haar stilstaande
Mazda (met als bestuurder [slachtoffer 2] ), waardoor een ander te weten de bestuurster van
die Audi (genaamd [slachtoffer 1] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten een
hersenschudding en/of whiplash en/of postcommotioneel syndroom, of zodanig
lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de
uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 20 januari 2020 te Leiden als bestuurder van een voertuig (auto),
daarmee rijdende op de weg, de Rijksweg A4 (Parallelweg), als volgt heeft
gehandeld:
hij, verdachte aldaar,
- niet de nodige voorzichtigheid in acht heeft genomen en/of onvoldoende
aandacht heeft gehad voor het verkeer en/of de verkeerssituatie ter plaatse, immers
was hij afgeleid door en/of keek naar en/of was bezig met de bediening van het
navigatiesysteem en/of (vervolgens)
- heeft gereden met een snelheid van ongeveer 88 km/u, althans met een (veel)
hogere snelheid dan de ter plaatse, vanwege filevorming, geldende
maximumsnelheid van respectievelijk 70 en/of 50 km/u en/of (vervolgens)
- heeft gereden met een gelet op de verkeerssituatie ter plaatse (veel) te hoge
snelheid en/of (vervolgens)
- zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat was zijn motorrijtuig tijdig
tot stilstand te brengen tengevolge waarvan hij met zijn motorrijtuig tegen de
achterzijde van een (stilstaande) Audi (met als bestuurster [slachtoffer 1] ) is gebotst
en/of (vervolgens) die Audi in botsing is gekomen met een voor haar stilstaande
Mazda (met als bestuurder [slachtoffer 2] ), waardoor een ander te weten de bestuurster van
die Audi (genaamd [slachtoffer 1] ) letsel heeft bekomen, door welke gedraging(en)
van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden
veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden
gehinderd.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde. Voor wat betreft het in de tenlastelegging genoemde zwaar lichamelijk letsel en de whiplash heeft de officier van justitie gerekwireerd tot partiële vrijspraak, aangezien voor deze vormen van letsel geen wettig en overtuigend bewijs aanwezig is.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich voor wat betreft de tenlastegelegde feiten gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3.
De beoordeling van de tenlastelegging
De rechtbank heeft hierna opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2020019641, van de politie eenheid Den Haag, dienst regionale operationele samenwerking, afdeling infrastructuur, team verkeer, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 78).
1.
De verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 21 oktober 2021, voor zover inhoudende:
“Het klopt dat ik in de ochtend van 20 januari 2020 in mijn auto reed op de A4. Ik moest via Den Haag richting Delft rijden voor een werkcongres. In de richting van Leiden begon het verkeer drukker te worden. Ik zag dat de matrixborden aan en uit gingen. Mijn navigatiesysteem gaf aan dat ik een andere richting op moest, dan de borden boven de weg leken aan te geven. Hierdoor was ik afgeleid, omdat ik naar mijn navigatiesysteem aan het kijken was. Ik ben toen toch naar links gegaan, op de baan rechtdoor richting Den Haag. Ik heb mijn snelheid niet geminderd. Ik wilde wel remmen toen ik de auto voor mij zag, maar toen was het al te laat. Het kan kloppen dat ik toen reed met een snelheid van ongeveer 87 kilometer per uur. Ik ben bovenop de auto voor mij geknald. Ik heb het nooit in de gaten gehad. Ik heb het ongeluk veroorzaakt.”
2.
Het proces-verbaal van de verkeersongevallenanalyse, opgemaakt op 18 april 2020, voor zover inhoudende (p. 28, 30 en 32):
“Dag / datum / tijdstip ongeval: Maandag, 20 januari 2020 omstreeks 08:11 uur. (…)
Op de Rijksweg A4 rijbaan M gelegen buiten de bebouwde kom van en in de gemeente Leiden op het weggedeelte gelegen tussen de Rijksweg A4 ter hoogte van hectometerpaal 34.2 rechts en hectometerpaal 34.4 rechts had een verkeersongeval plaatsgevonden tussen drie personenauto’s en één bedrijfsauto. Het verkeersongeval had plaatsgevonden op de parallel rijbaan van de Rijksweg A4, rijbaan M, voor het verkeer gaande in de richting van Den Haag.
Bij dit ongeval waren betrokken:
Een personenauto, merk Volvo, type V60, kleur wit, voorzien van het [kenteken Volvo] verder in dit proces-verbaal Volvo genoemd.
Een personenauto, merk Audi, type A3, kleur grijs voorzien van het [kenteken Audi] , verder in dit proces-verbaal Audi genoemd.
- Een personenauto, merk Mazda, type MAZDA2, kleur rood, voorzien van het [kenteken Mazda] verder in dit proces-verbaal Mazda genoemd.
Een bedrijfsauto, merk Renault, type TRAFIC, kleur zwart, voorzien van het [Kenteken Renault] , verder in dit proces-verbaal Renault genoemd.
(…)
De snelheid van rijbaan M van de Rijksweg A4 werd ten tijde van het verkeersongeval geregeld door middel van elektronische signaleringsborden. (…) Uit deze gegevens is gebleken dat bij hectometerpaal 33.17 van rijbaan M van de Rijksweg A4 om 08:03:32 uur de maximumsnelheid van 70 km/h werd aangegeven door middel van elektronische signaleringsborden. Op datzelfde tijdstip werd bij hectometerpaal 34.3 van rijbaan M, rijstrook één, van de Rijksweg A4 de maximumsnelheid van 50 km/h aangegeven door middel van elektronische signaleringsborden. Om 08:10:06 uur gaven de elektronische signaleringsborden de maximumsnelheid van 50 km/h weer bij hectometerpalen 33.17, 33.8, 34.3 en 34.8 (rijstrook één) (…)
De betrokken voertuigen reden op de Rijksweg A4 rijbaan M in de richting van Den Haag. Uit onderzoek is gebleken dat de Audi en de Mazda op rijstrook één reden. (…) De Volvo kwam op rijstrook één met de gehele voorzijde in confrontatie met de gehele achterzijde van de Audi. Na deze confrontatie kwam de Audi met de rechterzijde in confrontatie met de achterzijde van de Mazda. (…) De Volvo ging na de confrontatie met de Audi om de Audi en de Mazda heen en kwam vervolgens in confrontatie met de linkerzijde van de Renault.”
3.
Het proces-verbaal van aanrijding misdrijf, opgemaakt op 11 augustus 2020, voor zover inhoudende (p. 4-5):
“Voertuig Personenauto [kenteken Audi] (…)
Bestuurder
Achternaam: [slachtoffer 1]
Voornaam: [slachtoffer 1] (…)
Voertuig Personenauto [kenteken Mazda] (…)
Bestuurder
Achternaam: [slachtoffer 2]
Voornaam: [slachtoffer 2] (…)
Voertuig Bestelauto [Kenteken Renault] (…)
Bestuurder
Achternaam: [Slachtoffer 3]
Voornaam: [Slachtoffer 3] ”
4.
Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 16 maart 2020, voor zover inhoudende (p. 42):
“Samenvattend betekent dit dat de Volvo 5 seconden voor het triggermoment, met een geregistreerde snelheid van 86/87 km/h aan komt rijden. De geregistreerde snelheid van de Volvo blijft constant rond de 86/87km/h, hierbij wordt het rempedaal niet bediend en blijft het gaspedaal constant rond dezelfde positie ingedrukt. De Volvo komt met een geregistreerde snelheid van 87 km/h, ongeremd, in confrontatie met het andere voertuig.”
5.
Een geschrift, te weten een geneeskundige verklaring van 20 juli 2020 met betrekking tot [slachtoffer 1] , voor zover inhoudende (p. 76):
“Welk letsel is er bij betrokkene waargenomen?
De ontvangen rapportage d.d. 07-04-2020 van de chirurg van het Alrijne ziekenhuis vermeldt het volgende. (…)
Betrokkene bezocht op 20-01-2020 de SEH-afdeling n.a.v. een hoog energetisch trauma. (…)
Bij onderzoek: Kleine wond voorhoofd rechts met zwelling rondom, niet actief bloedend. De wond is gelijmd en geplakt. Onderbeen links gevoelig met enige zwelling van de kuit, geen afwijkingen geconstateerd. (…)
Er is sprake van langdurige klachten na een hersenschudding (postcommotioneel syndroom) waarvoor oefentherapie plaatsvindt volgens het hoofdpijnprotocol. Hierbij heeft een sterke reductie van de hoofdpijnklachten en toename van de mobiliteit op hals en borstwervelniveau plaatsgevonden. (…) De geschatte genezingsduur is ca. 1 week. M.b.t. het postcommotioneel syndroom verwacht de behandelend fysiotherapeut een herstelduur van 24 maanden. (…) De letsels en het postcommotioneel syndroom passen bij het beschreven voorval.”
3.4.
Bewijsoverwegingen
Mate van schuld
Bij de vraag of sprake is van 'schuld' aan een verkeersongeval in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 komt het aan op het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan van en de overige omstandigheden van het geval. Dat brengt mee dat niet in zijn algemeenheid gesteld kan worden dat slechts één verkeersovertreding voldoende is voor de bewezenverklaring van schuld in de zin van bedoelde bepaling. Daarvoor zijn immers verschillende factoren van belang, zoals de aard en concrete ernst van de verkeersovertreding en de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan. Voor culpa is derhalve meer nodig dan het veronachtzamen van de voorzichtigheid en oplettendheid die van een normaal oplettend bestuurder mag worden verwacht. Daarbij komt dat niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin (zie Hoge Raad 1 juni 2004, NJ 2005, 252).
De rechtbank is van oordeel dat er in het onderhavige geval sprake is van aanmerkelijke schuld aan de kant van de verdachte. Dit oordeel baseert zij op de (combinatie van) omstandigheden dat (i) de verdachte ten tijde van het ongeval veel sneller reed dan ter plaatse was toegestaan, (ii) met zijn aandacht niet bij het verkeer was, maar bij zijn navigatiesysteem, (iii) daardoor niet heeft opgemerkt dat de matrixborden 50 en/of 70 kilometer per uur aangaven en een file zich voor hem aan het vormen was en (iv) daardoor niet tijdig de auto’s voor hem heeft opgemerkt en niet heeft afgeremd. Dit alles tezamen brengt met zich dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gehandeld.
Letsel
Als gevolg van de botsing tussen de auto van de verdachte en de Audi, heeft de bestuurder van de Audi (mw. [slachtoffer 1] , hierna: ‘ [slachtoffer 1] ’) letsel opgelopen. [slachtoffer 1] heeft blijkens de geneeskundige verklaring onder andere een hersenschudding opgelopen, met langdurige klachten als gevolg(postcommotioneel syndroom). Dit letsel is naar het oordeel van de rechtbank zodanig lichamelijk letsel, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan. [slachtoffer 1] heeft immers een postcommotioneel syndroom, waarvan de verwachte herstelduur 24 maanden betreft. Anders dan de verdachte ten laste is gelegd, is voor het tenlastegelegde zwaar lichamelijk letsel of de whiplashklachten bij [slachtoffer 1] onvoldoende bewijs in het dossier aanwezig. Daarom zal de rechtbank de verdachte van dit gedeelte van de tenlastelegging vrijspreken.
Slotsom
De rechtbank acht het aan de aanmerkelijke schuld van de verdachte te wijten dat een verkeersongeval heeft plaatsgevonden. [slachtoffer 1] heeft als gevolg van dit ongeval zodanig lichamelijk letsel opgelopen, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan. De rechtbank veroordeelt de verdachte daarom voor het primair ten laste gelegde.
3.5.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
hij op 20 januari 2020 te Leiden als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (auto), daarmede rijdende over de weg, de Rijksweg A4 (Parallelweg) zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend, als volgt te handelen:
hij, verdachte aldaar,
- niet de nodige voorzichtigheid in acht heeft genomen en onvoldoende aandacht heeft gehad voor het verkeer en de verkeerssituatie ter plaatse, immers was hij afgeleid door en keek naar en was bezig met de bediening van het navigatiesysteem en vervolgens
- heeft gereden met een snelheid van ongeveer
87km/u, althans met een veel hogere snelheid dan de ter plaatse, vanwege filevorming, geldende maximumsnelheid van respectievelijk 70 en/of 50 km/u en vervolgens
- heeft gereden met een gelet op de verkeerssituatie ter plaatse veel te hoge snelheid en vervolgens
- zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat was zijn motorrijtuig tijdig tot stilstand te brengen
ten gevolgewaarvan hij met zijn motorrijtuig tegen de achterzijde van een stilstaande Audi (met als bestuurster [slachtoffer 1] ) is gebotst en vervolgens die Audi in botsing is gekomen met een voor haar stilstaande Mazda (met als bestuurder [slachtoffer 2] ), waardoor een ander, te weten de bestuurster van die Audi (genaamd [slachtoffer 1] ) zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan,
te weten een hersenschudding en postcommotioneel syndroom.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een geldboete van € 1.000,00, dan wel 20 dagen vervangende hechtenis als de verdachte de geldboete niet tijdig voldoet. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd aan de verdachte een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen op te leggen voor een periode van 3 maanden, geheel voorwaardelijk en met een proeftijd van een jaar.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht om bij een eventuele strafoplegging de verdachte een geldboete op te leggen van € 1.000,00, te betalen in vijf termijnen, als ook een geheel voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid van 3 maanden, met een proeftijd van een jaar.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De verdachte is schuldig aan het veroorzaken van een verkeersongeval door met een te hoge snelheid op de snelweg te rijden. Dit ongeval vond plaats omdat hij niet zorgvuldig heeft gelet op de verkeerssituatie ter plaatse. De verdachte reed weliswaar op dat moment in een voor hem onbekende omgeving, in de spits op een schemerige winterochtend, met splitsende rijstroken en een navigatiesysteem dat in strijd met de verkeersborden aanwijzingen leek te geven. Dat laat echter onverlet dat hij in het verkeer goed dient op te letten om dergelijke ongelukken te voorkomen. Nu hij zijn aandacht niet bij het verkeer heeft gehouden, heeft een andere weggebruiker (namelijk [slachtoffer 1] ) lichamelijk letsel opgelopen waar zij nog lange tijd last van heeft gehad. Ook de bestuurders van de Mazda en de Renault zijn bij deze botsing betrokken geraakt. Dit is een ernstig feit omdat in het verkeer medeweggebruikers op elkaar moeten kunnen vertrouwen als het gaat om het naleven van de verkeersregels die ten behoeve van de veiligheid zijn gesteld.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor enig strafbaar feit.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmodaliteit en strafmaat aansluiting gezocht bij de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting. Daarin is als uitgangspunt vermeld bij aanmerkelijke schuld, zonder alcoholgebruik, een geldboete van € 1.000,00 en een ontzegging van de rijbevoegdheid van de verdachte voor een periode van drie maanden.
De rechtbank heeft eveneens rekening gehouden met de omstandigheid dat de verdachte heeft laten blijken erg geschrokken te zijn van het verkeersongeval en de gevolgen hiervan voor [slachtoffer 1] . Het ongeval heeft bovendien voor hem persoonlijk gedurende een lange tijd ook psychische en lichamelijke klachten tot gevolg gehad, zoals hij ter zitting heeft toegelicht. Daarnaast weegt de rechtbank ook mee, dat de verdachte te kennen heeft gegeven dat hij zijn rijbewijs nodig heeft voor zijn werk. Gelet daarop en gelet op het tijdsverloop in deze zaak zal de rechtbank de rijontzegging in voorwaardelijke vorm opleggen.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een geldboete van € 1.000,00 passend en geboden is. Zij zal bepalen dat deze geldboete in termijnen mag worden betaald. De rechtbank is voorts van oordeel dat de verdachte de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen dient te worden ontzegd voor de duur van drie maanden, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van een jaar.

7.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen:
- 14 a, 14b, 14c, 23, 24a, 24c van het Wetboek van Strafrecht;
- 6, 175, en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

8.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5. bewezen is verklaard en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een geldboete van € 1.000,00 (duizend euro);
bepaalt dat de geldboete bij gebreke van betaling en verhaal zal worden vervangen
door hechtenis voor de tijd van 20 (twintig) dagen;
bepaalt dat de geldboete in 5 maandelijkse termijnen van elk € 200,00 mag worden voldaan;
veroordeelt de verdachte voorts tot:
een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor 3 (drie) MAANDEN;
bepaalt dat deze bijkomende straf,
nietzal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 1 (één) jaar vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door
mr. D. L.S. Ceulen, voorzitter,
mr. S.W.E. de Ruiter, rechter,
mr. M. Rigter, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. L. Prosperini, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 4 november 2021.