ECLI:NL:RBDHA:2021:12082

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 november 2021
Publicatiedatum
5 november 2021
Zaaknummer
C/09/615553 - KG 21-719
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verstrekking van persoonsgegevens door een betaalplatform aan een merkhouder in het kader van inbreuk op merkrechten

In deze zaak heeft Audi Aktiengesellschaft een kort geding aangespannen tegen Online Payment Platform B.V. (OPP) met het verzoek om gegevens van gebruikers die inbreukmakende Audi-onderdelen via Marktplaats aanbieden. Audi stelt dat OPP verplicht is om de bij haar bekende gegevens van deze gebruikers te verstrekken, waaronder naam, adres, e-mailadres, telefoonnummer en bankrekeninggegevens. De procedure begon met een dagvaarding op 10 augustus 2021, gevolgd door een mondelinge behandeling op 11 oktober 2021. De voorzieningenrechter heeft op 1 november 2021 vonnis gewezen.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat Audi een rechtmatig belang heeft bij de gevraagde gegevens, omdat zij deze nodig heeft om de gebruikers aan te spreken over de inbreuk op haar merkrechten. OPP heeft niet betwist dat zij de beschikking heeft over de gevraagde gegevens en dat de vordering betrekking heeft op bepaalde bescheiden. De rechter heeft ook overwogen of de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) de verstrekking van de gegevens door OPP aan Audi verhindert. Het oordeel was dat Audi een gerechtvaardigd belang heeft en dat de verwerking van de gegevens noodzakelijk is voor het uitoefenen van haar rechten.

De voorzieningenrechter heeft de vordering van Audi toegewezen, met uitzondering van een generieke vordering die niet kon worden toegewezen. OPP is veroordeeld om binnen veertien dagen de gevraagde gegevens aan Audi te verstrekken, en de kosten zijn voor iedere partij zelf. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. H.J. Vetter op 1 november 2021.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/615553/ KG ZA 21-719
Vonnis in kort geding van 1 november 2021
in de zaak van
AUDI AKTIENGESCHELLSCHAFTte Ingolstadt, Duitsland,
eiseres,
advocaten mrs. L. Kroon en D. van de Kamp te Amsterdam,
tegen:
ONLINE PAYMENT PLATFORM B.V.te Delft,
gedaagde,
verschenen bij de heer M.M.R. Jongmans, directeur.
Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als ‘Audi’ en ‘OPP’.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 10 augustus 2021 met producties;
- de akte vermeerdering van eis en overlegging aanvullende producties met bijlagen;
- de conclusie van antwoord;
- de op 11 oktober 2021 gehouden mondelinge behandeling, waarbij door Audi pleitnotities zijn overgelegd.
1.2.
Ter zitting is vonnis bepaald op heden.

2.De feiten

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
2.1.
De personen dan wel ondernemingen achter de Marktplaats-accounts ‘ [persoon 1] ’, ‘ [onderneming] ’ en ‘ [persoon 2] ’ (hierna: de gebruikers) hebben op Markplaats producten aangeboden die zonder toestemming van Audi zijn voorzien van een of meer Audi-merken.
2.2.
De gebruikers hebben bij de verkoop van die producten via Marktplaats gebruik gemaakt van de betaaldiensten van OPP.

3.Het geschil

3.1.
Audi vordert – na haar vermeerdering van eis en samengevat – bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,
OPP te veroordelen de bij haar bekende gegevens van de gebruikers ‘ [persoon 1] ’, ‘ [onderneming] ’ en ‘ [persoon 2] ’ aan Audi te verstrekken, in het bijzonder de naam, het adres, het e-mailadres, het telefoonnummer en de bij OPP bekende bankrekening(en) en de daarbij behorende tenaamstelling(en), op straffe van verbeurte van een dwangsom;
OPP te gebieden om na een kennisgeving van Audi dat een of meer andere Marktplaats-gebruikers die gebruik maken van de betaaldiensten van OPP inbreuk heeft gemaakt op de merkrechten van Audi, de gegevens van die gebruikers te verstrekken, op straffe van verbeurte van een dwangsom;
met veroordeling van OPP in de proceskosten.
3.2.
Daartoe voert Audi – samengevat – het volgende aan. OPP is gehouden de gegevens van de gebruikers die inbreukmakende auto-onderdelen op Marktplaats hebben aangeboden aan Audi te verstrekken, hetgeen OPP heeft geweigerd.
3.3.
OPP voert verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.

4.De beoordeling van het geschil

4.1.
Audi heeft haar vordering tot verstrekking van gegevens gegrond op artikel 843a Rv in combinatie met artikel 1019a Rv. Aan de toewijsbaarheid van een op artikel 843a Rv gebaseerde vordering zijn de volgende voorwaarden verbonden: 1) de eiser dient een rechtmatig belang te stellen en te hebben, 2) de vordering moet “bepaalde bescheiden” betreffen waarover 3) de gedaagde daadwerkelijk de beschikking heeft of kan krijgen en 4) de eiser dient partij te zijn bij de rechtsbetrekking waarop de gevorderde specifieke bescheiden zien, waarbij in artikel 1019a lid 1 Rv is bepaald dat een verbintenis uit onrechtmatige daad wegens inbreuk op een recht van intellectuele eigendom geldt als een dergelijke rechtsbetrekking.
4.2.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is ten aanzien van de primaire vordering aan deze vereisten voldaan en wel op grond van het hierna volgende.
4.3.
Audi heeft gemotiveerd gesteld dat de gebruikers inbreuk hebben gemaakt op haar merkrechten. OPP heeft dit niet betwist en zij heeft ook niet weersproken dat de gebruikers haar klanten zijn. Dit betekent dat sprake is van een rechtsbetrekking gegrond op artikel 1019a lid 1 Rv en dat OPP hierbij als derde betrokken is. Het is zodoende voorshands aannemelijk dat voldaan is aan het vierde vereiste.
4.4.
Bij de beoordeling van het ‘rechtmatig belang’ moeten ook de belangen van OPP worden betrokken. Audi heeft gesteld dat zij met de gegevens de gebruikers kan aanspreken, aan de gebruikers informatie kan vragen over de inbreukmakende producten en de producten kan laten vernietigen. Audi heeft ter zitting gemotiveerd gesteld dat haar geen andere effectieve, voor OPP minder belastende, middelen tot bewijsgaring ten dienste staan. OPP heeft dit vervolgens niet weersproken. Verder heeft te gelden dat niet is gebleken dat het om een voor OPP ingrijpende exhibitie gaat en dat de afgifte voor OPP belastend zal zijn. Het belang aan de zijde van Audi is daarentegen groot. De voorzieningenrechter is zodoende van oordeel dat Audi een rechtmatig belang heeft bij de gevraagde gegevens, zodat is voldaan aan het eerste vereiste.
4.5.
OPP heeft niet weersproken dat zij de beschikking heeft of kan krijgen over de gegevens. Daarnaast heeft de primaire vordering betrekking op bepaalde bescheiden, te weten de naam, het adres, het e-mailadres en/of het telefoonnummer van de gebruikers en de bij OPP bekende bankrekening(en) van de gebruikers en de daarbij behorende tenaamstelling(en). Zodoende is ook voldaan aan het twee en derde vereiste.
4.6.
Vervolgens is de vraag aan de orde of de AVG verstrekking van de gegevens door OPP aan Audi verhindert. Op grond van artikel 6 lid 1 aanhef en onder f AVG rust op OPP een rechtsplicht tot afgifte (verwerking) van persoonsgegevens aan Audi als (a) sprake is van een gerechtvaardigd belang, (b) de verwerking noodzakelijk is en (c) het belang van Audi behoort te prevaleren boven het belang van de betrokken klant van OPP.
4.7.
Met verwijzing naar r.o. 4.4. heeft Audi naar voorlopig oordeel een gerechtvaardigd belang bij de verstrekking van de NAW- en bankgegevens van ‘ [persoon 1] ’, ‘ [onderneming] ’ en ‘ [persoon 2] ’, nu het aannemelijk is dat deze gebruikers opzettelijk inbreuk maken op de merkrechten van Audi.
4.8.
Of de verwerking noodzakelijk is, moet worden beoordeeld aan de hand van de in het recht ontwikkelde begrippen proportionaliteit en subsidiariteit. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft Audi een reëel belang bij de verstrekking van de NAW- en bankgegevens, omdat zij alleen op die wijze onderzoek kan doen naar de identiteit van de gebruikers en hen op hun gedrag (in rechte) kan aanspreken. Daarbij wordt opgemerkt dat het blokkeren van de gebruikers door OPP op haar platform niet wegneemt dat Audi een belang heeft om de gebruikers (zelf) aan te spreken. Voorts is de afgifte van gegevens zodanig beperkt dat daarmee een voldoende afbakening is gegeven en verstrekking van de gegevens proportioneel is. De verwerking wordt dan ook noodzakelijk geacht.
4.9.
Ten slotte dient de belangenafweging gemaakt te worden of de grondrechtelijk beschermde belangen van Audi (onder andere het volledig kunnen uitoefenen van het grondrecht op intellectuele eigendom) behoort te prevaleren boven de privacybelangen van de gebruikers (het recht op bescherming van persoonsgegevens). Naar voorlopig oordeel dient deze afweging in het voordeel van Audi uit te vallen. Audi heeft voldoende gesteld waaruit blijkt dat de gebruikers (grootschalige) inbreuk maken op haar merkrechten, dat zij hierdoor schade lijdt en dat zij de gebruikers wil aanspreken. Dit terwijl de grondrechten van de gebruikers niet zover gaan dat zij met een beroep op die rechten anoniem inbreuk zouden mogen maken op de exclusieve rechten van Audi.
4.10.
Nu aan de vereisten van artikel 843a Rv en van artikel 6 lid 1 aanhef en onder f AVG is voldaan, zal de vordering onder A als hierna bepaald worden toegewezen. De vordering onder B zal worden afgewezen, reeds nu in ieder afzonderlijk geval een belangenafweging dient te worden gemaakt zodat een dergelijke generieke vordering niet kan worden toegewezen.
4.11.
Oplegging van een dwangsom, als stimulans tot nakoming van de te geven beslissing, is niet nodig, nu OPP uitdrukkelijk heeft verklaard dat zij de gegevens aan Audi zal verstrekken indien de vordering daartoe wordt toegewezen en het haar gaat om rechterlijke toetsing gelet op haar positie als betaalplatform, die (ook) een verantwoordelijkheid heeft jegens haar klanten.
4.12.
In de omstandigheid dat beide partijen over en weer in het ongelijk zijn gesteld en het begrijpelijk is dat OPP gezien de stringente regelgeving omtrent het afgeven van gegevens van haar (voormalige) klanten een rechterlijk oordeel wil afwachten, wordt aanleiding gevonden te bepalen dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
veroordeelt OPP om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis de bij haar bekende gegevens aangaande de naam, het adres, het e-mailadres, het telefoonnummer en de bij OPP bekende bankrekening(en) en de daarbij behorende tenaamstelling(en) van de gebruikers ‘ [persoon 1] ’, ‘ [onderneming] ’ en ‘ [persoon 2] ’ aan Audi te verstrekken;
5.2.
verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
5.3.
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.4.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. Vetter en in het openbaar uitgesproken op 1 november 2021.
fo