ECLI:NL:RBDHA:2021:12064

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 oktober 2021
Publicatiedatum
4 november 2021
Zaaknummer
AWB - 20 _ 3846
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herbeoordeling van arbeidsongeschiktheid onder de Wet WIA en de noodzaak van een urenbeperking

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 oktober 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over de herbeoordeling van de arbeidsongeschiktheid van de eiser onder de Wet Werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Eiser, die in 2013 uitviel als docent Nederlands vanwege psychische klachten, had verzocht om herbeoordeling van zijn arbeidsongeschiktheid. De rechtbank beoordeelde of er op de datum in geding, 24 mei 2019, sprake was van een verslechtering van de gezondheidstoestand van eiser die zou moeten leiden tot een aanpassing van zijn uitkering.

De rechtbank constateerde dat de verzekeringsartsen van het Uwv zorgvuldig te werk waren gegaan en dat hun rapporten aan de vereisten voldeden. Eiser had aangevoerd dat zijn gezondheidssituatie was verslechterd en dat er een noodzaak was voor een preventieve urenbeperking. De rechtbank oordeelde echter dat er onvoldoende bewijs was voor een verslechtering van de gezondheidstoestand en dat de door de verzekeringsartsen vastgestelde beperkingen adequaat waren. De rechtbank concludeerde dat eiser niet volledig arbeidsongeschikt was op de datum in geding en dat de beslissing van het Uwv om de uitkering niet te wijzigen terecht was.

De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en wees erop dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid om in beroep te gaan bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/3846

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 oktober 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. C.J.M.M. Verwijmeren),
en
de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), verweerder
(gemachtigde: mr. M.A. Bakker),

als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen: Stichting MBO Rijnland,(arts-gemachtigde: F.M. Brouwer), te Leiden.

Procesverloop

Bij besluit van 26 september 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder aan eiser meegedeeld dat eisers uitkering ingevolge de Wet Werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) met ingang van 9 augustus 2018 niet verandert. Eiser blijft ingedeeld in de arbeidsongeschiktheidsklasse 55-65%.
Bij besluit van 23 april 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het hiertegen gemaakte bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De derde-partij heeft een zienswijze ingebracht.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 september 2021. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Namens de derde-partij is [derde-partij] verschenen.

Overwegingen

1. Eiser, laatstelijk werkzaam als docent Nederlands voor 36,78 uur per week, is in 2013 voor dit werk uitgevallen vanwege psychische klachten. Per einde wachttijd had eiser geen benutbare mogelijkheden, zodat hij volledig arbeidsongeschikt is geacht. Op
5 april 2018 heeft eiser aan verweerder doorgegeven dat zijn gezondheidssituatie is veranderd. Voorts heeft zijn ex-werkgever op 23 april 2018 een verzoek tot herbeoordeling ingediend. Eiser is daarop gezien door een verzekeringsarts en arbeidsdeskundige. Verweerder heeft vervolgens bij besluit van 31 augustus 2018 bepaald dat eiser vanaf
1 november 2018 meer arbeidsgeschikt is dan voorheen. Eiser is 63,23% arbeidsongeschikt te achten. Tegen dit besluit is destijds geen bezwaar gemaakt.
2.1
De ex-werkgever heeft op 24 mei 2019 opnieuw een verzoek tot herbeoordeling ingediend. Vanwege voornoemd verzoek heeft verweerder een vragenlijst naar eiser verstuurd. De ingevulde vragenlijst is op 11 juni 2019 door verweerder ontvangen. Na bestudering van de vragenlijst heeft de primaire verzekeringsarts het niet noodzakelijk geacht om eiser uit te nodigen op een spreekuur. De primaire verzekeringsarts komt in het rapport van 19 augustus 2019 tot de conclusie dat geen sprake is van een wijziging in eisers belastbaarheid ten opzichte van het onderzoek in 2018. Er is een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) opgesteld, geldend vanaf 24 mei 2019, maar die komt overeen met de FML van 9 augustus 2018. Voorts komt de primaire verzekeringsarts tot de conclusie dat de belastbaarheid van eiser nog zal toenemen. Een termijn is niet aan te geven. Dit is volgens de primaire verzekeringsarts afhankelijk van de duur van eisers behandeling.
2.2
De primaire arbeidsdeskundige heeft hierna onderzoek verricht en de bevindingen neergelegd in het rapport van 19 september 2019. Op basis van de FML van de primaire verzekeringsarts zijn de volgende functies geschikt geacht voor eiser: archiefmedewerker (SBC-code 315132), productiemedewerker industrie (samenstellen van producten) (SBC-code 111180), wikkelaar (nieuw en revisie) (SBC-code 267053) en samensteller kunststof en rubberproducten (SBC-code 271130). Aan de hand hiervan heeft verweerder het primaire besluit genomen.
3.1
Naar aanleiding van eisers bezwaar heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) op 1 april 2020 een rapport uitgebracht, waarin hij heeft uiteengezet waarom hij het eens is met de bevindingen van de primaire verzekeringsarts. Volgens de verzekeringsarts b&b is eiser niet volledig arbeidsongeschikt. Hij voldoet namelijk niet aan één van de daarvoor geldende criteria. Voor een toename in beperkingen ziet de verzekeringsarts b&b evenmin aanleiding. Medisch objectief is er geen duidelijke wijziging opgetreden in het medisch beeld sinds het vorige onderzoek. De overgelegde medische stukken laten dit volgens de verzekeringsarts b&b ook zien. Eisers stelling dat niet uit te sluiten is dat sprake is van Korsakov of hersenletsel, kan niet worden gevolgd, gelet op de recente informatie van eisers behandelaar. Voor een urenbeperking bestaat volgens de verzekeringsarts b&b geen aanleiding. Volgens de verzekeringsarts b&b kan eisers belastbaarheid op termijn verbeteren. Eiser heeft nog altijd gesprekken bij de psycholoog en hij zit nog midden in het proces van het verkrijgen van inzicht in aangeleerde gedragspatronen.
3.2
Vervolgens heeft verweerder een onderzoek door de arbeidsdeskundige b&b laten verrichten. In het rapport van 22 april 2020 staat vermeld dat na heroverweging in bezwaar de mate van arbeidsongeschiktheid wordt gehandhaafd. Eiser is dan ook voor 63,08% arbeidsongeschikt te achten.
3.3
Verweerder heeft het bezwaar van eiser tegen voornoemde achtergrond ongegrond verklaard en het primaire besluit gehandhaafd.
4.1
Eiser voert in beroep aan dat hij wegens zijn gezondheidsklachten meer beperkt is dan aangenomen door de verzekeringsartsen. Er is volgens eiser sprake van toegenomen beperkingen en dit wordt door specialisten onderschreven. Ter onderbouwing daarvan heeft eiser medische informatie van zijn psycholoog van 14 juli 2020 overgelegd. Uit preventief oogpunt moet bovendien een urenbeperking worden opgenomen in de FML, aldus eiser. Voorts betoogt eiser dat de diagnose Korsakov niet is gesteld omdat de behandeling niet is gericht op het stellen van die diagnose. Toch voldoet hij wel aan alle kenmerken die bij Korsakov passen. Eiser acht zich vanwege zijn beperkingen ongeschikt voor de geduide functies.
4.2
De arts-gemachtigde van de derde-partij stelt zich op het standpunt dat neuropsychologisch onderzoek onder begeleiding van een psychiater mogelijk meer feitelijke helderheid zou kunnen verschaffen ten aanzien van eisers beperkingen in de rubrieken I, II en VI van de FML. Voorts acht hij het standpunt van verweerder over de kans op verbetering van de functionele mogelijkheden onvoldoende onderbouwd.
4.3
Verweerder stelt dat voldoende rekening is gehouden met de gezondheidstoestand van eiser. Ter onderbouwing daarvan is een nader rapport van de verzekeringsarts b&b overgelegd.
5. De rechtbank dient aan de hand van de beroepsgronden te beoordelen of verweerder terecht heeft geoordeeld dat er bij eiser per datum in geding, te weten
24 mei 2019, geen sprake is van een verslechtering in de gezondheidstoestand die zou moeten leiden tot een aanpassing van de Wet WIA-uitkering.
5.1
Het is vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) dat verweerder de rapporten van de verzekeringsartsen mag volgen als aan drie voorwaarden is voldaan. De rapporten moeten zorgvuldig zijn opgesteld, ze mogen niet tegenstrijdig zijn en ze moeten begrijpelijk zijn. Het is echter aan eiseres om aan te voeren (en zo nodig aannemelijk te maken) dat de rapporten niet aan de drie genoemde voorwaarden voldoen of dat de medische beoordeling onjuist is. Niet-medisch geschoolden kunnen aannemelijk maken dat niet aan de drie genoemde voorwaarden is voldaan. Voor het aannemelijk maken dat een medische beoordeling onjuist is, is in principe een rapport van een arts of medisch behandelaar noodzakelijk.
5.2
De primaire verzekeringsarts heeft dossieronderzoek verricht, de vragenlijst bestudeerd en op basis daarvan een FML opgesteld. Vervolgens is eiser door verzekeringsarts b&b gezien, heeft deze arts het dossier en informatie van de behandelend sector bestudeerd en een rapport opgesteld. De rechtbank is van oordeel dat het medisch rapport dat verweerder aan het bestreden besluit ten grondslag heeft gelegd voldoende zorgvuldig tot stand is gekomen. Verder is duidelijk hoe de verzekeringsarts b&b tot zijn oordeel is gekomen. Daarnaast vindt de rechtbank dat het rapport geen tegenstrijdigheden bevat. Dit betekent dat het rapport aan de drie voorwaarden voldoet.
5.3
Uit de informatie van de behandelend psycholoog blijkt dat bij eiser sprake is van blijvende verminderde neurocognitieve vaardigheden, merkbaar in het contact met name op het gebied van aandacht/concentratie en executieve functies. Daarnaast kampt eiser met stemmings- en angstklachten. Duidelijk is dat eiser dagelijks wordt geconfronteerd met voornoemde klachten en dat hij nog steeds therapie heeft om de klachten te behandelen en inzicht te krijgen in zijn mogelijkheden en (vooral) beperkingen. De rechtbank ziet in deze informatie echter onvoldoende aanknopingspunten om tot het oordeel te komen dat de verzekeringsartsen de ernst van de klachten hebben onderschat en dat niet van de juistheid van de uitgevoerde medische beoordeling zou kunnen worden uitgegaan. Onder verwijzing naar de rapportages van verweerders verzekeringsartsen stelt de rechtbank vast dat bij het opstellen van de FML van forse klachten is uitgegaan en dat daarom ook zeer ruime beperkingen zijn aangenomen in de rubrieken persoonlijk en sociaal functioneren van de FML. Gezien deze forse beperkingen zijn er onvoldoende aanknopingspunten om een preventieve urenbeperking aangewezen te achten. Door eiser niet ‘s avonds en ’s nachts te laten werken en door overdag een regelmatig arbeidspatroon te adviseren, in werk met een voorspelbare werksituatie, zonder veelvuldige storingen en onderbrekingen, zonder hoog handelingstempo, zonder veelvuldige deadlines en productiepieken, zonder leidinggevende aspecten en verder werk waarin meestal weinig of geen rechtstreeks contact met klanten, patiënten of hulpbehoevenden wordt vereist, is er voldoende tijd voor recuperatie en wordt structurele regelmaat ingecalculeerd wat bij psychische problemen houvast geeft. Van de noodzaak van een preventieve urenbeperking of nog verdergaande beperkingen in rubrieken sociaal en persoonlijk functioneren heeft eiser de rechtbank dan ook niet weten te overtuigen.
5.4
Dit neemt niet weg dat de rechtbank geenszins in twijfel trekt dat eiser ernstige gezondheidsklachten en daaruit voortvloeiende beperkingen heeft. Ook verweerder gaat hiervan uit. Dit betekent echter nog niet dat eiser op de datum in geding (24 mei 2019) volledig arbeidsongeschikt is en dat gesproken moet worden van een verslechtering van zijn gezondheidstoestand ten opzichte van de beoordeling die kort hiervoor in 2018 heeft plaatsgevonden. Daarvoor bestaan onvoldoende concrete aanknopingspunten. Dat eiser dit blijkbaar anders ziet is voor de rechtbank onvoldoende om te oordelen dat verweerders verzekeringsartsen de medische situatie op de datum in geding niet goed hebben ingeschat. Daar is meer informatie (van een arts) voor nodig, en die informatie ontbreekt. De rechtbank heeft hiervoor uitgelegd waarom zij van oordeel is dat de door eiser verstrekte informatie van de psycholoog niet voldoende is om te twijfelen aan het oordeel van de verzekeringsartsen.
5.5
Uit het vorenstaande volgt dat de rechtbank uitgaat van de beperkingen zoals deze in de FML zijn vastgesteld. De rechtbank onderschrijft daarom de medische grondslag van het bestreden besluit. Dit betekent dat de rechtbank geen aanleiding ziet om een medisch deskundige benoemen, zoals de arts-gemachtigde van de derde-partij heeft bepleit.
5.6
Nu eiser uitsluitend de medische beoordeling ter discussie heeft gesteld en de rechtbank er vanuit gaat dat die beoordeling juist is geweest, ziet de rechtbank geen reden om te twijfelen aan de geschiktheid van eiser voor de door de arbeidsdeskundige geselecteerde voorbeeldfuncties.
6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.J. Waterbolk, rechter, in aanwezigheid van
mr. L. Lemmen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 12 oktober 2021.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.