ECLI:NL:RBDHA:2021:12059

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 november 2021
Publicatiedatum
4 november 2021
Zaaknummer
SGR 21/4520
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering openbaarmaking documenten op grond van de Wet openbaarheid van bestuur met betrekking tot persoonlijke beleidsopvattingen

In deze zaak, uitgesproken door de Rechtbank Den Haag op 5 november 2021, gaat het om een beroep tegen de weigering van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Midden-Delfland om bepaalde documenten openbaar te maken op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). Eisers, de besloten vennootschappen Vastgoed I B.V. en Beheer B.V., hadden een Wob-verzoek ingediend met betrekking tot documenten die verband hielden met een aan hen opgelegde bouwstop en herplantingsplicht. Het college had in een eerder besluit een deel van het verzoek toegewezen, maar weigerde de openbaarmaking van vier specifieke documenten, omdat deze volgens hen persoonlijke beleidsopvattingen bevatten die bedoeld waren voor intern beraad.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de documenten inderdaad zijn opgesteld met het oog op intern beraad en dat ze persoonlijke beleidsopvattingen bevatten. De rechtbank overweegt dat de weigering van openbaarmaking gerechtvaardigd is, omdat de documenten zijn bedoeld om ambtenaren de vrijheid te geven om hun opvattingen ongehinderd te delen. De rechtbank concludeert dat de weigering van de openbaarmaking van de documenten door verweerder in redelijkheid is genomen en dat het beroep van eisers ongegrond is verklaard. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak benadrukt het belang van de bescherming van persoonlijke beleidsopvattingen in documenten die zijn opgesteld voor intern beraad, en bevestigt dat de Wob niet altijd leidt tot volledige openbaarmaking van alle documenten, vooral wanneer deze gevoelige interne overleggen betreffen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/4520

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 november 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] ,

de besloten vennootschap [B.V. 1] Vastgoed I B.V.en
de besloten vennootschap [B.V. 2] beheer B.V., te [vestigingsplaats], eiseressen,
hierna: eisers
(gemachtigde: mr. A.P. IJkelenstam),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Midden-Delfland, verweerder, (gemachtigde: D. Winkelhorst).

Procesverloop

In het besluit van 10 december 2020 (primair besluit) heeft verweerder het verzoek van eisers op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) deels toegewezen.
In het besluit van 25 mei 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eisers tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Omdat geen van de partijen, nadat zij zijn gewezen op hun recht ter zitting te worden gehoord, heeft verklaard dat zij gebruik wil maken van dit recht, heeft de rechtbank bepaald dat het onderzoek ter zitting verder achterwege blijft. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eisers hebben een Wob-verzoek ingediend over de aan hen opgelegde bouwstop en herplantingsplicht op een perceel in Schipluiden. Met het primaire besluit heeft verweerder een deel van het verzoek toegewezen en een aantal documenten openbaar gemaakt. Verweerder heeft niet geopenbaard:
a. interne mailwisseling tussen het team juridische zaken en het team RO/BWT;
b. interne mailwisseling/ afstemming tussen het team juridische zaken en het team RO/ BWT;
c. interne mailwisseling n.a.v. e-mail van de heer [A];
d. interne mailwisseling over brief de heer [A].
2. Verweerder weigert de openbaarmaking omdat openbaarmaking een inbreuk maakt op de persoonlijke levenssfeer [1] en de bescherming van persoonlijke beleidsopvattingen in documenten bedoeld voor intern beraad [2] . In het bestreden besluit handhaaft de weigering van de openbaarmaking.
Wat vinden eisers en verweerder in beroep?
3. Eisers voeren aan dat de weigeringsgrond van artikel 11, eerste lid, van de Wob alleen ziet op stukken waarin persoonlijke beleidsopvattingen ten behoeve van interne beraad zijn opgenomen. [3] Eisers denken niet dat alle vier de geweigerde documenten enkel persoonlijke opvattingen van ambtenaren bevatten of dat de opvattingen zo verwerven zijn in de stukken dat volledige geheimhouding gerechtvaardigd is. Ook betwijfelen zij dat verstrekking van de documenten in niet tot personen herleidbare vorm onmogelijk is.
4. Verweerder heeft per document uiteengezet waarom het document persoonlijke beleidsopvattingen bevat en waarom de feitelijke gegevens verweven zijn met deze persoonlijke opvattingen. Verder voert verweerder aan dat een beperkte en aanwijsbare groep ambtenaren, ongeveer zes of zeven, is betrokken bij dit onderwerp. De informatie zou daarom ook in anonieme versie makkelijk te zijn herleiden.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. De rechtbank stelt voorop dat het interne karakter van een stuk wordt bepaald door het oogmerk waarmee dit is opgesteld. Degene die het document heeft opgesteld moet de bedoeling hebben gehad dat dit zou dienen voor hemzelf of voor het gebruik door anderen binnen de overheid. Een persoonlijke beleidsopvatting is een opvatting, voorstel, aanbeveling of conclusie van een of meer personen over een bestuurlijke aangelegenheid en de daartoe door hen aangevoerde argumenten. Feitelijke gegevens zijn geen persoonlijke beleidsopvattingen en kunnen alleen worden geweigerd als die opvattingen zijn verweven en het niet mogelijk is deze te scheiden. [4]
6. De rechtbank heeft kennis genomen van de niet geopenbaarde stukken. De rechtbank is van oordeel dat de documenten waarvan openbaarmaking is geweigerd zijn opgesteld ten behoeve van intern beraad en dat daarin persoonlijke beleidsopvattingen zijn opgenomen.
6.1.
De rechtbank stelt vast dat document a. is bedoeld voor intern gebruik en ter voorbereiding is van te nemen besluiten. Het is onmiskenbaar dat dit document bestaat met het oog op een door de overheid te nemen besluit. De e-mails zijn kort en ook alleen gericht op besluitvorming. Het enige feitelijk gegeven is direct verbonden aan de opvatting van de opsteller van die e-mail.
6.2.
Document b. is een vervolg van het e-mailcontact. De e-mailwisselingen gaan verder in op de herplantingsplicht en de bestemming op het perceel en zijn gericht op een te nemen besluit. Het document dient het interne beraad en bevat de persoonlijk beleidsopvattingen van ambtenaren over de inhoud van het te nemen besluit.
6.3.
Document c. is e-mailcontact tussen ambtenaren van verweerder naar aanleiding van een e-mail die is verzonden namens eiser. Ambtenaren hebben ter voorbereiding van een reactie op de e-mail onderling overlegd. De rechtbank stelt vast dat de emailwisselingen analyses, voorstellen en opvattingen van de situatie bevatten ter voorbereiding van het verlengen van het begunstigingstermijn. De stukken bevatten daarom persoonlijke beleidsopvattingen die bedoeld zijn voor intern beraad. Voor zover feitelijke gegevens zijn opgenomen in het document, staan deze in direct verband met de opvattingen van de ambtenaren en kunnen de opvattingen hieruit worden opgemaakt.
6.4.
De eerste twee e-mails van document d. zijn interne e-mails waarbij ambtenaren onderling vragen om een eerste standpuntbepaling. De derde e-mail is die standpuntbepaling. Die gehele e-mail is een persoonlijke beleidsopvatting van een ambtenaar die overduidelijk bedoeld is met het oog op de juridische voorbereiding van een besluit. De e-mails zijn daarmee opgesteld ter discussie en valt daarom onder de beschermingsgrond van de Wob om ambtenaren de vrijheid te geven om ongehinderd hun bijdrage te leveren.
6.5.
De rechtbank overweegt vervolgens dat verweerder in redelijkheid heeft kunnen besluiten om de persoonlijke beleidsopvattingen niet in geanonimiseerde vorm openbaar te maken, omdat de ambtenaren vrijuit hun opvattingen moeten kunnen uiten en een beperkt aantal ambtenaren is betrokken.
7. Verweerder heeft de openbaarmaking van deze stukken mogen weigeren. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van mr. G.A. Verhoeven, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 5 november 2021.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Artikel 10, eerste lid, aanhef en onder d, van de Wob.
2.Artikel 11, eerste lid, van de Wob.
3.Onder verwijzing naar de uitspraak van de hoogste bestuursrechter, de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, van 4 november 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2610.
4.Dit is vaste rechtspraak van de hoogste bestuursrechter, zoals de uitspraak van 4 november 2020.