Op 15 september 2021 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres, vertegenwoordigd door mr. G.D. Haytink, en de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), vertegenwoordigd door mr. J. Lam. Eiseres had beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder van 15 juli 2020, waarin zij werd toegelaten tot de vrijwillige verzekering voor de Ziektewet (ZW) en de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (Wet WIA) voor een dagloon van € 4,-. Eiseres betwistte de berekening van het dagloon en stelde dat deze onjuist was.
Tijdens de zitting op 11 mei 2021 heeft de rechtbank op 22 juni 2021 een tussenuitspraak gedaan, waarin een gebrek in de motivering van het bestreden besluit werd vastgesteld. Verweerder kreeg de gelegenheid om dit gebrek binnen acht weken te herstellen, maar heeft binnen deze termijn geen bericht gestuurd. De rechtbank heeft vervolgens besloten dat een nadere zitting niet nodig was, conform artikel 8:57, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
In de einduitspraak heeft de rechtbank vastgesteld dat de termijn voor het herstellen van het gebrek ongebruikt is verstreken. Aangezien verweerder geen verzoek om verlenging heeft ingediend, heeft de rechtbank het beroep gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd. Verweerder is opgedragen om binnen zes weken na verzending van de uitspraak een nieuw besluit te nemen, met inachtneming van de eerdere tussenuitspraak. Tevens is verweerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 1.496,-, en het griffierecht van € 48,-.