ECLI:NL:RBDHA:2021:12033

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 oktober 2021
Publicatiedatum
4 november 2021
Zaaknummer
AWB - 20 _ 6172
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om vergoeding voor verleende rechtsbijstand in verband met zelfstandig beroep of bedrijf

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 oktober 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de Raad voor Rechtsbijstand. Eiseres had een verzoek ingediend om vergoeding van de kosten voor verleende rechtsbijstand, maar dit verzoek werd door verweerder afgewezen. De afwijzing was gebaseerd op het feit dat het verzoek betrekking had op een zelfstandig beroep of bedrijf, waarvoor in beginsel geen vergoeding kan worden verstrekt. Eiseres had eerder een toevoeging gekregen voor rechtsbijstand in een faillissementskwestie, maar de rechtbank oordeelde dat de rechtsbijstand niet betrekking had op haar privésituatie, maar op haar bedrijfsmatige belangen. De rechtbank stelde vast dat eiseres niet had aangetoond dat het voortbestaan van haar bedrijf afhankelijk was van de aangevraagde rechtsbijstand. De rechtbank concludeerde dat de afwijzing van het verzoek om vergoeding terecht was, omdat er geen uitzonderingssituatie was die een vergoeding rechtvaardigde. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/6172

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 oktober 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats 1] , eiseres

[eiser], te [woonplaats 2] , eiser
samen: eisers
(gemachtigde: mr. [gemachtigde] ),
en

Raad voor Rechtsbijstand, verweerder

(gemachtigde: mr. J. van Vlerken).

Procesverloop

Bij besluit van 25 maart 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder het verzoek van eiser om een vergoeding voor verleende rechtsbijstand aan eiseres op basis van een toevoeging afgewezen.
Bij besluit van 13 augustus 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard en het bezwaar van eiser ongegrond.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting heeft op 31 augustus 2021 via een Skypeverbinding plaatsgevonden. Eisers waren aanwezig. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Bij besluit van 6 december 2019 heeft verweerder aan eiseres een toevoeging verleend voor het door eiser voeren van verweer tegen een vordering van [bedrijf] tot faillissement van eiseres en haar fruit- en groetenwinkel genaamd [VOF] VOF.
3. Bij het primaire besluit heeft verweerder het verzoek om vergoeding voor verleende rechtsbijstand aan eiseres afgewezen, omdat het verzoek betrekking heeft op een zelfstandig beroep of bedrijf en er geen sprake is van een uitzonderingssituatie op grond waarvan deze kosten voor vergoeding in aanmerking komen.
Wat zijn de regels?
4. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage die deel uitmaakt van deze uitspraak.
Wat vinden eisers in beroep?
5. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond en het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard. Aan de ongegrondverklaring ligt onder meer ten grondslag dat bedrijfsmatige rechtsbelangen in beginsel zijn uitgesloten van toevoegingen. Bij wijze van uitzondering kan een toevoeging worden verleend als voortzetting van het bedrijf afhankelijk is van het resultaat van de aangevraagde rechtsbijstand. Om te kunnen beoordelen of aan deze uitzonderingssituatie is voldaan, moet volgens het beleid van verweerder recente jaarstukken worden overlegd. Uit de overgelegde stukken is niet gebleken dat het voortbestaan van de Vof op het spel stond. Daarom bestaat geen recht op een toevoeging en is de vergoeding terecht afgewezen, zo stelt verweerder.
6. Eisers voeren primair aan dat verweerder ten onrechte heeft geoordeeld dat de verleende rechtsbijstand geen betrekking heeft op de privésituatie van eiseres. Eiseres heeft zich genoodzaakt gevoeld om rechtshulp in te schakelen om een faillissement te voorkomen. De rechtsbijstand heeft geleid tot intrekking van het faillissementsverzoek, waardoor het juridisch geschil is beëindigd. Subsidiair is aangevoerd dat er sprake is van een uitzonderingssituatie. Zonder de rechtsbijstand was het bedrijf nu failliet geweest en kon deze niet voortbestaan. De financiële positie van de onderneming is daarbij op onjuiste wijze vastgesteld nu de opbrengst van de onderneming wordt verdeeld door drie vennoten en de netto winst per vennoot veel lager uitvalt.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
7.
De rechtbank stelt vast dat eiseres geen gronden heeft aangevoerd tegen de niet-ontvankelijk verklaring van haar bezwaar. Voor zover eiseres in beroep opkomt tegen de afwijzing van het verzoek om vaststelling van de vergoeding voor de verleende rechtsbijstand, heeft eiseres daarbij geen belang. Zoals verweerder heeft onderbouwd, blijft de toevoeging in stand en hoeft eiseres door afwijzing van de aanvraag om vaststelling van de vergoeding niet alsnog zelf de advocaatkosten te voldoen.
Het beroep van eiseres is daarom ongegrond.
Het beroep van eiser
8. De rechtbank overweegt dat een toevoeging niet wordt verleend als het rechtsbelang waarop de aanvraag betrekking heeft, ziet op de uitoefening van een zelfstandig beroep of bedrijf. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat het rechtsbelang waarvoor de toevoeging is verleend in dit geval voortvloeit uit bedrijfsmatig handelen. Dat de vordering eiseres ook in privé kan raken, doet hier niet aan af.
9. Verder overweegt de rechtbank dat het aan eiser is om te onderbouwen dat voortzetting van het bedrijf afhankelijk was van een positief resultaat van gevraagde rechtsbijstand. Van belang hierbij is dat in beginsel geen toevoeging wordt verstrekt voor een bedrijfsmatig belang en het aan eiser is om deugdelijk met stukken te onderbouwen dat sprake is van een uitzonderingssituatie. Hierbij heeft verweerder geen rekening kunnen houden met de pas in beroep ingediende stukken. Eiser is er niet in geslaagd aannemelijk te maken dat het bedrijf van eiseres mogelijk niet had kunnen worden voortgezet. Verweerder beoordeelt dit aan de hand van recente jaarstukken zodat de financiële positie van de onderneming kan worden vastgesteld. Verweerder stelt dat uit de overgelegde stukken is gebleken van een netto winst van ruim € 35.000,- en dat dit meer bedraagt dan de grens zoals deze uit het beleid voortvloeit. Het feit dat de opbrengst van de onderneming verdeeld wordt over drie vennoten, doet niet af aan de constatering dat geen sprake is van een bedrijfsbedreigend geschil. De toets ziet namelijk op de onderneming als geheel en niet op de vennoten afzonderlijk. Verweerder heeft de aanvraag dus af kunnen wijzen op de grond dat het rechtsbelang de uitoefening van een zelfstandig bedrijf betreft, terwijl niet is gebleken dat een uitzonderingsgrond daarop van toepassing is.
10.
Het beroep van eiser is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.L. van der Waals, rechter, in aanwezigheid van
mr. H.A. Abdolbaghai, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
13 oktober 2021.
griffier rechter
De griffier is verhinderd te ondertekenen.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

BIJLAGE

Wet op de rechtsbijstand (Wrb)
Artikel 12
2 Rechtsbijstand wordt niet verleend indien:
e. het rechtsbelang waarop de aanvraag betrekking heeft, de uitoefening van een zelfstandig beroep of bedrijf betreft, tenzij:
1º. voortzetting van het beroep of bedrijf voorzover het niet in de vorm van een rechtspersoon wordt gevoerd, afhankelijk is van het resultaat van de aangevraagde rechtsbijstand, of
2º. het beroep of bedrijf ten minste één jaar geleden is beëindigd, de aanvrager in eerste aanleg als verweerder bij een procedure is betrokken of betrokken is geweest en de kosten van rechtsbijstand niet op andere wijze kunnen worden vergoed;
Werkinstructie bedrijfsmatig handelen
Benodigde stukken / informatie
-(digitaal) ondertekend aanvraagformulier Civiel
- toelichting omtrent het geschil waarvoor om toevoeging wordt verzocht, advocaat dient in de toelichting tevens duidelijk te maken dat het beroep of bedrijf van rechtzoekende in het voortbestaan wordt bedreigd
- afschrift van de meest recente (niet ouder dan 2 jaar) jaarcijfers (balans, verlies & winstrekening en toelichting op de jaarrekening). Indien bedrijf korter dan een jaar bestaat, dan dient de start- of openingsbalans overgelegd te worden tezamen met kwartaal c.q. halfjaarcijfers
- stukken waaruit de financiële situatie blijkt, indien sprake is van de uitoefening van een zelfstandig beroep
- bestaat het bedrijf niet meer, dan dienen stukken overgelegd te worden waaruit dit blijkt (uittreksel KvK)
Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000
Artikel 39
1. In afwijking van de hoofdstukken II en III kan het bestuur de vergoeding bepalen met inachtneming van nader vast te stellen kwaliteitscriteria, mits de desbetreffende rechtsbijstandverlener of rechtsbijstandverleners daarmee instemmen.
2. Het bestuur kan met instemming van de rechtsbijstandverlener afwijken van het bepaalde in hoofdstuk IV over de wijze van aanvragen en de overige procedureregels inzake de vaststelling van de vergoeding.
3. Het bestuur stelt beleidsregels vast voor de toepassing van het eerste en tweede lid en vermeldt deze beleidsregels in het jaarplan, bedoeld in artikel 7a, tweede lid, van de wet.