Uitspraak
Gezag, omgang c.q. verdeling zorg- en opvoedingstaken
Beschikking op het op 2 oktober 2020 ingekomen verzoek van:
[X]
[Y]
Procedure
- het verzoekschrift;
- het verweerschrift;
- het F9-formulier van 6 november 2020 van de zijde van de moeder;
- het F9-formulier van 17 augustus 2021 van de zijde van de vader.
- de moeder via een Skype verbinding, bijgestaan door haar advocaat;
- de vader via een telefonische verbinding, bijgestaan door zijn advocaat;
- [medewerker RvdK] , vertegenwoordigster van de Raad voor de Kinderbescherming
Verzoek en verweer
- te bepalen dat de moeder het eenhoofdig gezag, danwel subsidiair – zoals ter terechtzitting verzocht – gezamenlijk gezag heeft over de kinderen;
- te bepalen dat de kinderen hun hoofdverblijfplaats bij de moeder hebben;
- te bepalen dat de vader gehouden is de kinderen binnen 24 uur na het wijzen van deze beschikking aan de moeder af te geven bij gebreke waarvan de moeder gemachtigd is om met hulp van de politie en justitie de kinderen bij de vader op te halen;
Feiten
- De vader en de moeder hebben een affectieve relatie met elkaar gehad.
- Uit deze relatie zijn geboren:
- De kinderen zijn door de vader erkend.
- De ouders zijn met elkaar gehuwd op [huwelijksdatum] 2016 te Turkije.
- Bij beschikking van deze rechtbank van 10 juni 2016 zijn de kinderen van 10 juni 2016 tot 24 juni 2016 voorlopig onder toezicht gesteld van Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden (hierna: de gecertificeerde instelling) en er is voor dezelfde duur een machtiging verleend om hen gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening van pleegzorg.
- Bij beschikking van 20 juni 2016 van deze rechtbank is de voorlopige ondertoezichtstelling van de kinderen verlengd van 24 juni 2016 tot 10 september 2016.
- Bij beschikking van 5 september 2016 van deze rechtbank is overwogen dat de Raad het eerdere verzoek tot ondertoezichtstelling niet handhaaft omdat de kinderen op dat moment niet langer in Nederland woonachtig waren.
- Bij uitspraak van 13 oktober 2017 van de rechtbank te [plaatsnaam 1] , Turkije, is de echtscheiding tussen de ouders uitgesproken. In die beschikking is de vader belast met het eenhoofdig gezag over de kinderen.
- In de Basisregistratie Personen staat geregistreerd dat de kinderen vanaf
- Bij uitspraak van 20 februari 2020 heeft de rechtbank te [plaatsnaam 2] , Turkije het eenhoofdig gezag aan de moeder toegekend.
- De vader heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak. Bij uitspraak van 30 september 2020 van het Gerechtshof te [plaatsnaam 3] , Turkije, is de uitspraak van 20 februari 2020 vernietigd en is de zaak terugverwezen naar de eerste aanleg om vonnis te wijzen.
- De kinderen verblijven op dit moment bij de vader.
Beoordeling
2 oktober 2020.
BeslissingDe rechtbank:
- [minderjarige 1] geboren op [geboortedatum 1] 2014 te [geboorteplaats 1] , en
- [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2015 te ’ [geboorteplaats 2]
- de vader via zijn advocaat mr. Arslaner – telefoonnummer [tel. nr. 1] ;
- de moeder via haar advocaat mr. Venneman – telefoonnummer [tel. nr. 2] ;
1 april 2022 pro forma; uiterlijk op die datum dient de Raad voor de Kinderbescherming zo mogelijk zijn rapport met advies te hebben uitgebracht aan de rechtbank met kopie aan beide ouders en hun advocaten;
ten aanzien van het gezag, de hoofdverblijfplaats, de afgifte van de kinderen, de omgang en de proceskostenaan.
mr. I.M. Talstra - Touwen als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting
van 22 september 2021.