ECLI:NL:RBDHA:2021:12016
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake mvv-aanvraag en procesbelang
In deze zaak heeft eiser, een Thaise nationaliteit, beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarbij zijn aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) buiten behandeling was gesteld. De rechtbank heeft de behandeling van deze zaak op 2 september 2021 samen met een andere zaak behandeld. Eiser was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, en verweerder door zijn gemachtigde. Tijdens de zitting is het onderzoek niet gesloten, en de rechtbank heeft verweerder de gelegenheid gegeven om te reageren op aanvullende gronden van beroep.
Eiser heeft ter zitting aangevoerd dat hij inmiddels een nieuwe mvv-aanvraag heeft ingediend, die is ingewilligd, en dat hij inmiddels in Nederland is. Hij stelde dat verweerder niet kon volstaan met een verwijzing naar een eerdere afwijzing, omdat er nieuwe feiten waren die in de beoordeling moesten worden meegenomen. Verweerder heeft echter gesteld dat er geen procesbelang meer is, omdat eiser met de verleende mvv niet in een materieel gunstigere positie kan geraken door handhaving van het beroep.
De rechtbank heeft overwogen dat, hoewel eiser belang heeft bij een eerdere ingangsdatum van zijn verblijfsvergunning, dit niet relevant is voor de mvv-procedure. Aangezien eiser inmiddels in Nederland is en een verblijfsvergunning heeft aangevraagd, kan hij niet in een materieel gunstigere positie geraken door een inhoudelijke beoordeling van de zaak. Daarom heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard en zijn de gronden van het beroep niet besproken. Er is geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding.