ECLI:NL:RBDHA:2021:12013

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 mei 2021
Publicatiedatum
4 november 2021
Zaaknummer
NL21.6320
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in asielzaak van Syrische statushouder met betrekking tot overdracht aan Griekenland

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 19 mei 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een Syrische asielzoeker. De verzoeker had op 30 maart 2021 een asielaanvraag ingediend, maar deze was door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet-ontvankelijk verklaard, omdat hij in Griekenland internationale bescherming geniet. De verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat hij niet aan Griekenland zou worden overgedragen totdat op zijn beroep was beslist.

Tijdens de zitting op 19 mei 2021, waar de verzoeker werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk, heeft de voorzieningenrechter de situatie van de verzoeker en de relevante juridische context besproken. De voorzieningenrechter oordeelde dat de uitspraak in de hoger beroepsprocedure van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van belang kon zijn voor het beroep van de verzoeker. Gezien de omstandigheden en het feit dat er een redelijke kans van slagen was voor het beroep, heeft de voorzieningenrechter besloten om de voorlopige voorziening toe te wijzen.

De voorzieningenrechter heeft het bestreden besluit geschorst en bepaald dat de verzoeker niet mag worden overgedragen aan Griekenland totdat er een beslissing is genomen op het beroep. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van de verzoeker, die zijn vastgesteld op € 1.068,-. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.6320
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoeker] , verzoeker

[V-Nummer]
(gemachtigde: mr. M. Stoetzer-van Esch),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. R.R. de Groot).

Procesverloop

Bij besluit van 24 april 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoeker tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd nietontvankelijk verklaard omdat verzoeker in Griekenland internationale bescherming geniet.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Hij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL21.6319, plaatsgevonden op 19 mei 2021. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen T. Sleiman. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk ter zitting uitspraak gedaan.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- treft de voorlopige voorziening dat het bestreden besluit wordt geschorst en dat verzoeker niet mag worden overgedragen aan Griekenland totdat is beslist op het beroep;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 1.068,-.

Overwegingen

1. Verzoeker heeft de Syrische nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 2001. Hij heeft op 30 maart 2021 een (tweede) asielaanvraag in Nederland ingediend.
Besluitvorming en standpunt verweerder
2. Verweerder heeft de asielaanvraag van verzoeker niet-ontvankelijk verklaard, omdat verzoeker in Griekenland internationale bescherming geniet. Verweerder gaat ten aanzien van Griekenland uit van het interstatelijk vertrouwensbeginsel.
Standpunt verzoeker
3. Verzoeker voert aan dat ten aanzien van Griekenland ten onrechte wordt uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Hij verwijst ook naar een zaak die aanhangig is bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling). [1] In deze zaak heeft de Afdeling op 6 januari 2021 aan verweerder vragen gesteld over de situatie in Griekenland voor personen aan wie een internationale beschermingsstatus is verleend. Verweerder heeft in een brief van 21 januari 2021 deze vragen beantwoord. De zitting heeft op 17 mei 2021 plaatsgevonden. De Afdeling heeft nog geen uitspraak gedaan.
Oordeel voorzieningenrechter
4. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de uitspraak in de hoger beroepsprocedure van belang kan zijn voor het beroep van verzoeker. Verzoeker heeft er belang bij om de uitkomst van het beroep in Nederland te kunnen afwachten. Er is sprake van een situatie dat niet op voorhand valt uit te sluiten dat dit beroep een redelijke kans van slagen heeft.
5. De voorzieningenrechter wijst om die reden het verzoek om voorlopige voorziening toe, schorst het bestreden besluit en bepaalt dat verzoeker niet mag worden overgedragen aan Griekenland totdat op het beroep tegen het bestreden besluit is beslist. De behandeling van het beroep van verzoeker, met zaaknummer NL21.6319, zal worden aangehouden in afwachting van de uitspraak van de Afdeling.
6. De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.068,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 534,- en een wegingsfactor 1). Omdat aan verzoeker een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandverlener.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 19 mei 2021 door mr. M.J.M. Langeveld, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. T. Rijs, griffier.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Met zaaknummer: 202005934/1/V3.