Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[Naam], eiser
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 november 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over de weigering van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor nareis. Eiser, een Eritrese man, had bezwaar gemaakt tegen de beslissing van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid om zijn aanvraag voor een mvv ongegrond te verklaren. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat de feitelijke gezinsband tussen eiser en zijn partner, referente, al ongeveer 13 jaar verbroken was op het moment dat referente in 2017 Nederland is ingereisd. Referente had tijdens haar asielprocedure verklaard dat zij de relatie met eiser sinds 2004 als beëindigd beschouwde en was in 2012 gehuwd met een andere man, met wie zij een dochter had gekregen. Hierdoor kon niet worden vastgesteld dat er een duurzame en exclusieve relatie bestond tussen eiser en referente.
De rechtbank overwoog verder dat eiser niet voldeed aan de voorwaarden van artikel 29, tweede lid, van de Vreemdelingenwet (Vw), wat betekende dat er geen ruimte was voor een toets aan artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Eiser had aangevoerd dat hij gehoord had moeten worden over zijn ouderschap en de duurzaamheid van zijn relatie, maar de rechtbank oordeelde dat verweerder terecht had kunnen afzien van het horen, aangezien het bezwaar kennelijk ongegrond was. De rechtbank concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling en verklaarde het beroep ongegrond.