ECLI:NL:RBDHA:2021:12008

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 november 2021
Publicatiedatum
3 november 2021
Zaaknummer
AWB - 21 _ 2756
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring bezwaar schorsing en ontslag ambtenaar

Op 3 november 2021 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen een eiser en de minister van Defensie. De zaak betreft een beroep tegen de niet-ontvankelijk verklaring van het bezwaar van de eiser tegen zijn schorsing en ontslag. Eiser, die op 1 augustus 2020 begon met een werkstage bij de Koninklijke Marechaussee, werd op 6 november 2020 geschorst na een rapport over mogelijk wangedrag. Het ontslag werd op 14 december 2020 verleend, maar eiser maakte hiertegen geen bezwaar. De minister verklaarde het bezwaar van eiser tegen de schorsing niet-ontvankelijk, omdat het ontslag in rechte vaststond. Eiser stelde dat hij niet goed was voorgelicht door zijn voormalige gemachtigde, wat hem verhinderde tijdig bezwaar te maken tegen het ontslag. Tijdens de zitting op 3 november 2021 werd het beroep behandeld via een videoverbinding. De rechtbank oordeelde dat er geen procesbelang was bij het bezwaar tegen de schorsing, aangezien het ontslag van eiser vaststond. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees de proceskostenveroordeling af.

Uitspraak

Rechtbank DEN Haag

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/2756

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van

3 november 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser,

en

de minister van Defensie, voorheen de staatssecretaris van Defensie, verweerder

(gemachtigde: mr. M. Nassiri).

Procesverloop

Bij besluit van 23 december 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder eisers schorsing die hem met ingang van 6 november 2020 mondeling werd aangezegd, schriftelijk bevestigd.
Bij besluit van 26 februari 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 november 2021 door middel van een videoverbinding. Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Eiser is op 1 augustus 2020 gestart met een werkstage bij de Koninklijke Marechaussee als grensbewaker eerstelijns AADG. Op 29 oktober 2020 is een rapport over het oriënterend onderzoek naar mogelijk wangedrag door eiser afgerond door de Sectie Interne Onderzoeken (SIO). Op 6 november 2020 heeft een hoorzitting plaatsgevonden waarbij dit rapport is besproken met eiser. Eiser is tijdens deze hoorzitting met toepassing van artikel 109, tweede lid, aanhef en onder c, van het Burgerlijk ambtenarenreglement defensie (Bard) geschorst in het belang van de dienst. Op 14 december 2020 is aan eiser eervol ontslag verleend. De tijdelijke aanstelling, welke zou lopen tot 15 maart 2021, is niet verlengd omdat wordt getwijfeld aan de geschiktheid voor het uitvoeren van de werkzaamheden. Eiser heeft geen bezwaar gemaakt tegen het ontslagbesluit.
3. Bij het bestreden besluit constateert verweerder dat er onvoldoende procesbelang bestaat aangezien het ontslag van eiser in rechte vast staat. Het bezwaar tegen de schorsing is daarmee louter principieel en daarom niet-ontvankelijk verklaard.
4. Eiser heeft ter zitting aandacht gevraagd voor de omstandigheid dat hij niet juist is voorgelicht door zijn voormalige gemachtigde en daarom verzuimd heeft tijdig bezwaar te maken tegen het ontslagbesluit. Eiser heeft daarom niet de mogelijkheid gehad om iets tegen het SIO onderzoek in te brengen. Het ontslagbesluit heeft veel impact op eisers mogelijkheden om een functie te verkrijgen bij Defensie en bijvoorbeeld ook bij de politie.
5. De rechtbank stelt vast dat het bestreden besluit niet onjuist is. Verweerder heeft terecht geen procesbelang aangenomen bij het bezwaar tegen de schorsing, gelet op het in rechte vast staande ontslag van eiser.
6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Badermann, griffier, op 3 november 2021.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending van het proces-verbaal daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.