ECLI:NL:RBDHA:2021:1200

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 februari 2021
Publicatiedatum
17 februari 2021
Zaaknummer
09/852064-20
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdstrafrecht: onvoorwaardelijke jeugddetentie en taakstraf voor woninginbraak met gijzeling, diefstal en afpersing

Op 15 februari 2021 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een jeugdstrafzaak tegen een verdachte, geboren in 2003, die betrokken was bij een woningoverval en meerdere andere strafbare feiten. De verdachte werd beschuldigd van diefstal, afpersing en gijzeling, gepleegd in samenwerking met anderen. De feiten vonden plaats in Delft en Oisterwijk, waarbij de verdachte en zijn medeverdachten geweld gebruikten om slachtoffers te dwingen tot afgifte van geld en goederen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de ten laste gelegde feiten grotendeels heeft bekend en dat er voldoende bewijs was om de beschuldigingen te onderbouwen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke jeugddetentie van 14 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met bijkomende voorwaarden zoals een avondklok, een contactverbod en verplichte behandeling bij een GGZ-instelling. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot een werkstraf en een leerstraf in het kader van de gedragsinterventie 'So Cool'. De rechtbank heeft ook schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, die schade hebben geleden door de daden van de verdachte. De uitspraak benadrukt de ernst van de gepleegde feiten en de impact op de slachtoffers, evenals de noodzaak van begeleiding en behandeling voor de verdachte.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Parketnummer 09/852064-20 en 09/852079-20 (t.t.z. gev.)
Datum uitspraak 15 februari 2021
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer voor jeugdstrafzaken in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte]
geboren op [geboortedatum 1] 2003 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres 1]
verblijvende op het [adres 2]
advocaat: mr. B.J. de Bruijn te Den Haag.

1.Het onderzoek op de zitting

De strafzaak tegen de verdachte is behandeld op de besloten zittingen van 28 januari 2021 (
inhoudelijk) en 1 februari 2021 (
sluiting).
De officier van justitie in deze zaak is mr. D. Kortekaas. De verdachte en zijn raadsman zijn ter zitting verschenen.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is, samengevat, ten laste gelegd dat hij:
09/852064-20op 8 december 2019 in Delft ’s-nachts samen met anderen, onder geweld of bedreiging met geweld, verschillende goederen en geld heeft weggenomen van [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] (
feit 2) en hen daarnaast gedwongen heeft tot afgifte van ontgrendelpatronen en codes van telefoons en bankrekeningen, ook onder geweld of bedreiging met geweld (
feit 3), [slachtoffer 2] van haar vrijheid heeft beroofd met het doel om [slachtoffer 1] te laten meewerken (
feit 4)
09/852079-20En dat hij in de periode van 29 december 2019 tot en met 6 januari 2020 te Oisterwijk en/of Delft samen met een ander, onder geweld of bedreiging met geweld [slachtoffer 3] heeft gedwongen haar bankpas, pincode, inloggegevens van haar [naam bank] account af te geven (
feit 1) en vervolgens op 7 januari 2020 te Delft te pinnen met de pinpas van die [slachtoffer 3] voor in totaal een bedrag van 492,57 euro (
feit 2).
Ten slotte is hem ten laste gelegd dat hij in de periode 1 mei 2020 tot en met 6 mei 2020 in Delft en/of Delfgauw, samen met een ander [slachtoffer 4] , [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] met geweld of bedreiging met geweld heeft gedwongen tot afgifte van een bankpas, pincodes, inloggegevens van zijn [naam bank] account en 700 euro (
feit 3).
De volledige tekst van de tenlastelegging staat in bijlage I.

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat hetgeen op dagvaarding 09/852064-20 en op dagvaarding 09/852064-20 ten laste is gelegd kan worden bewezen.
Daartoe heeft de officier van justitie het volgende naar voren gebracht.
De verdachte heeft de ten laste gelegde feiten grotendeels bekend. Met betrekking tot de woningoverval is ook zijn DNA aangetroffen op de bankpas aangeefster in de woning.
Bij de afpersing van [slachtoffer 3] alsmede de daarop volgende diefstal middels het pinnen met een gestolen pas is er sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachte, waarbij de medeverdachte de pas heeft gehaald en de verdachte hiermee heeft gepind. Hierbij is ook in aanmerking genomen dat de verdachte voor nog een dergelijke afpersing is gedagvaard en deze ook heeft bekend. Deze afpersing van vader en zoon [slachtoffer 4] kan ook worden bewezen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich ter zake van hetgeen ten laste gelegd op dagvaarding 09/852064-20 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Ter zake van hetgeen ten laste is gelegd op dagvaarding 09/852079-20 refereert de verdediging zich met betrekking tot feit 2 en feit 3. Ten aanzien van feit 1 heeft de verdediging vrijspraak bepleit en daartoe het volgende naar voren gebracht.
Uit het dossier blijkt niet dat de verdachte enige rol heeft gehad in de afpersing van het [slachtoffer 3] . Het feit dat er telefonisch contact is geweest tussen de verdachte en zijn medeverdachte is hiervoor onvoldoende en kan niet leiden tot het vaststellen van een nauwe en bewuste samenwerking.
3.3
De beoordeling van de tenlastelegging.
09/852064-20
De verdachte heeft bekend dat hij de onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde feiten heeft gepleegd, zoals deze hieronder bewezen zijn verklaard. Namens hem is niet om vrijspraak van die feiten gevraagd. De rechtbank noemt daarom alleen de volgende door haar gebruikte bewijsmiddelen zonder de inhoud ervan weer te geven:
- de bekennende verklaring van de verdachte tijdens de zitting van 28 januari 2021;
- het proces-verbaal van politie nummer PL1500-2019341897-1(vul de feitaanduidingen in) (pagina 31-36 van het zaaksdossier(vul de feitaanduidingen in)), inhoudende de verklaring van aangever [slachtoffer 1] ;
- het proces-verbaal van politie nummer PL1500-201941893-1(vul de feitaanduidingen in) (pagina 154-157(vul de feitaanduidingen in) van het zaaksdossier(vul de feitaanduidingen in)), inhoudende de verklaring van aangeefster [slachtoffer 2] ;
- het proces-verbaal van politie nummer DH5R019056-49 (pagina 38-42 van het zaaksdossier), inhoudende de verklaring van [verbalisant 1] ;
- het proces-verbaal van politie nummer DH5R019056-14 (pagina 50-51 van het zaaksdossier), in houdende de verklaring van [verbalisant 2] ).
09/852097-20
Feit 1
Anders dan de officier van justitie ziet de rechtbank onvoldoende wettig en overtuigend bewijs dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft gepleegd. Dat er tussen [medeverdachte 1] en de verdachte telefonisch contact is geweest op 6 januari 2020, toen de medeverdachte naar Oisterwijk was afgereisd en het slachtoffer aldaar haar pinpas en gegevens afhandig maakte, acht de rechtbank onvoldoende om een nauwe en bewuste samenwerking met betrekking tot die afpersing aan te nemen.
Feit 2
De verdachte heeft bekend dat hij het onder 2 tenlastegelegde feit heeft gepleegd, zoals dit hieronder bewezen is verklaard. Namens hem is niet om vrijspraak van dat feit gevraagd. De rechtbank noemt daarom alleen de volgende door haar gebruikte bewijsmiddelen zonder de inhoud ervan weer te geven:
- de bekennende verklaring van de verdachte tijdens de zitting van 28 januari 2021;
- het proces-verbaal van politie nummer PL2000-2020015975-1(vul de feitaanduidingen in) (pagina 561-591 van het zaaksdossier(vul de feitaanduidingen in)), inhoudende de verklaring van aangeefster [slachtoffer 3] .
Feit 3
De verdachte heeft bekend dat hij het onder 3 tenlastegelegde feit heeft gepleegd, zoals dit hieronder bewezen is verklaard. Namens hem is niet om vrijspraak van dat feit gevraagd. De rechtbank noemt daarom alleen de volgende door haar gebruikte bewijsmiddelen zonder de inhoud ervan weer te geven:
- de bekennende verklaring van de verdachte tijdens de zitting van 28 januari 2021;
- het proces-verbaal van politie nummer PL1500-2020158470-1(vul de feitaanduidingen in) (pagina 505-525 van het zaaksdossier(vul de feitaanduidingen in)), inhoudende de verklaring van aangever [slachtoffer 4] .

4.De bewezenverklaring

De rechtbank verklaart, op grond van het bovenstaande, wettig en overtuigend bewezen dat
(09/852064-20)
1.
hij op 08 december 2019 te Delft gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd,
tezamen en in vereniging met anderen, een personenauto (Volkswagen Golf, [kenteken] ) en diverse elektronische goederen en meerdere horloges en diverse pasjes en een
portemonnee en 1265 euro en twee mobiele telefoons, toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, door
- met een klauwhamer de woning van die [slachtoffer 1] binnen te gaan en
- te zeggen "Dit is een overval, trek de dekens over je hoofd" en "Je moet meewerken anders vermoord ik je vriendin, ik doe je wat aan als je niet meewerkt".
2.
hij op 08 december 2019 te Delft tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een portemonnee
en ontgrendelpatronen van telefoons en de cijfercode van de [naam bank] -app en een pincode, toebehorende aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , welke bedreiging met geweld bestonden uit het
- met een klauwhamer de woning van die [slachtoffer 1] binnen te gaan en
- te zeggen "Dit is een overval, trek de dekens over je hoofd" en "Je moet meewerken anders vermoord ik je vriendin, ik doe je wat aan als je niet meewerkt".
3.
hij op of omstreeks 08 december 2019 te Delft en Den Haag, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk [slachtoffer 2] wederrechtelijk van de vrijheid hebben beroofd en beroofd gehouden, met het oogmerk een ander, te weten [slachtoffer 1] , te dwingen iets te doen of niet te doen, te weten het pinnen van geld voor verdachte en diens mededaders,
immers heeft zijn mededader
- die [slachtoffer 1] meegenomen in een personenauto naar een bank en daarbij gezegd "Als je wegloopt, vermoorden wij je vriendin" en
- tegen die [slachtoffer 1] gezegd dat hij moet meewerken, anders wordt zijn vriendin
vermoord en
- tegen die [slachtoffer 1] gezegd dat hij 2000 euro moet pinnen.
(09/852079-20)
2.
hij op 7 januari 2020 te Delft tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen geldbedragen, in totaal 492,57 euro, toebehorende aan [slachtoffer 3] , zulks na zich die weg te nemen geldbedragen onder hun bereik te hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door zonder toestemming meerdere malen, gebruik te maken van de pinpas/bankpas en bijbehorende pincode van die [slachtoffer 3] .
3.
hij in de periode 1 mei 2020 tot en met 6 mei 2020 te Delft en/of Delfgauw, gemeente Pijnacker-Nootdorp, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] heeft gedwongen tot de afgifte van:
- een bankpas van die [slachtoffer 5] met bijbehorende pincode en
- inlognaam en wachtwoord en andere (inlog)gegevens van het account van die [slachtoffer 5] bij de [naam bank] bank en
- 700 euro toebehorende aan die [slachtoffer 4] ,
Welke bedreiging met geweld bestonden uit het:
- via Snapchat versturen van meerdere berichten aan die [slachtoffer 5] inhoudende "Breng je spa" en "Beter doe je het wel anders gaan er rare dingen gebeuren" en een foto van de vader en opa van die [slachtoffer 5] met daarbij de tekst "Als je je pas niet geeft, dan ga ik hun wat aandoen" en
- vervolgens tegen die [slachtoffer 5] zeggen dat hij zijn pinpas moest geven en dat die [slachtoffer 5] in het bijzijn van hem, verdachte zijn pincode moest intoetsen bij een pinautomaat en
- scannen van de QR code van de [naam bank] app van die [slachtoffer 5] en
- via Snapchat versturen van meerdere berichten aan die [slachtoffer 5] inhoudende “Ga je negeren. Dan is probleem he. Moet ik je srs klappen geven" en "Je gaat me terug betalen. Hen je dat gehoord. Ik gooi nu boete op jou 700 euro" en "Dan ga je dood. Wat denk je of je betaal of is over met je leven" en
- tijdens een telefoongesprek met [slachtoffer 4] zeggen dat er 700 euro betaald moest worden en "Ik wil uw zoon niks aandoen. Maar ik ga die ding niet uit m'n zak betalen".
De rechtbank heeft taal- en/of schrijffouten in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is hierdoor niet benadeeld.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet (ook) daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.
De bewezenverklaarde feiten leveren op:
09/852064-20
Feit 1
Diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning en terwijl het feit wordt gepleegd door twee
of meer verenigde personen.
Feit 2
Afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Feit 3
Medeplegen van gijzeling
09/852097-20
Feit 2
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels.
Feit 3
Afpersing, meermalen gepleegd.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

6.De straf

6.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van 14 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis bij uitspraak. Met als bijzondere voorwaarden een avondklok met elektronische controle, een contactverbod, behandeling bij De Waag en meewerken aan begeleiding van een coach. Begeleiding dient plaats te vinden vanuit de William Schrikker Stichting.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De advocaat heeft bepleit geen onvoorwaardelijke jeugddetentie langer dan de tijd reeds in voorarrest doorgebracht op te leggen aan de verdachte. De verdachte is bezig met het maken van een nieuwe start, grotendeels weg uit Delft. De verdediging kan zich voorstellen dat de rechtbank kiest voor een grote stok achter de deur met voorwaarden en daarnaast eventueel een werkstraf of een leerstraf.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
6.3.1
De ernst van de feiten
De verdachte heeft zich, op zestienjarige leeftijd, samen met anderen schuldig gemaakt aan een laffe woningoverval, waarbij zij ’s nachts het huis van de slachtoffers zijn binnengedrongen, hen hebben bedreigd met een klauwhamer en gedwongen om zich schuil te houden onder de dekens van het bed waarin zij lagen te slapen. De verdachten zijn daarbij ruim anderhalf uur in de woning gebleven. Daarbij heeft de verdachte een van de slachtoffers gedwongen om mee te gaan om meer geld te pinnen, terwijl zijn vriendin, het andere slachtoffer achter moest blijven in de woning. De verdachte en zijn medeverdachten hebben bovendien de woning doorzocht en spullen meegenomen. Het handelen van verdachte geeft niet alleen geen blijk van respect voor andermans eigendommen en de lichamelijke integriteit van anderen, maar ook niet voor het recht dat eenieder heeft om zich in de eigen woning veilig te kunnen voelen. De slachtoffers hebben verklaard tergend lang in angst te hebben gezeten tijdens de overval. Uit de zeer indrukwekkende slachtofferverklaringen die ter zitting zijn voorgedragen, is gebleken hoe diep het misdrijf nog steeds ingrijpt in het leven van de slachtoffers. Dit soort door verdachte gepleegde feiten zorgt ook in de samenleving voor een verhoogd gevoel van onveiligheid. De rechtbank rekent de verdachte dit alles zwaar aan.
De verdachte heeft zich daarnaast schuldig gemaakt aan het bedreigen van een 14-jarige jongen en zijn ouders en heeft hen zo gedwongen om een bankpas, pincode en inloggegevens af te geven. De verdachte heeft de rekening van deze jongen gebruikt en daarnaast vader en zoon afgeperst toen de rekening door de vader werd geblokkeerd. Tevens heeft de verdachte bijna € 500,- van de rekening van een ander slachtoffer weggenomen.
De verdachte heeft hierbij geen enkel oog gehad voor zijn slachtoffers en heeft zich enkel laten leiden door zijn eigen financiële gewin.
De rechtbank vindt dit alles zeer ernstig en vindt het bovendien zorgelijk dat de verdachte, die nog jong is, relatief makkelijk heeft besloten tot het plegen van dergelijke ernstige strafbare feiten.
6.3.2
De persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De verdachte heeft voor het eerst ter zitting zijn betrokkenheid bij de woningoverval bekend en heeft getracht zo goed mogelijk antwoord te geven op vragen die hem zijn gesteld. Over zijn rol bij de bewezenverklaarde feiten heeft hij open en duidelijk verklaard, waarbij hij zijn eigen rol niet klein of kleiner heeft gemaakt. Hij heeft daarmee een open (proces)houding getoond en uit de oprechte reactie van de verdachte op de ter zitting voorgedragen slachtofferverklaringen blijkt bovendien dat de verdachte doordrongen is van de ernst van de feiten en het leed dat hij de slachtoffers heeft aangedaan.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van , waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
GZ-psycholoog K.T.E. Zászlós heeft aan pro Justitia advies uitgebracht, gedateerd 20 oktober 2020. De rechtbank leest daarin het volgende.
Verdachte is een zeventienjarige jongen die is opgegroeid in problematische gezinsomstandigheden met veel spanningen en verslavingsproblematieken bij ouders. Vanwege de onveilige en verwaarlozende gezinsomstandigheden is verdachte op achtjarige leeftijd uit huis geplaats. Sindsdien heeft hij in verschillende instellingen en pleeggezinnen gewoond.
Bij de verdachte is sprake van een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens in de zin van een andere gespecificeerde disruptieve, impulsbeheersings- of andere gedragsstoornis. Aannemelijk wordt geacht dat factoren zoals erbij willen horen, zich snel eenzaam voelen, zijn beïnvloedbaarheid en het onvoldoende kunnen overzien van zijn gedrag, bij bewezenverklaring, van invloed zijn geweest op zijn handelswijze. Door de ontkennende houding van verdachte kan geen uitspraak worden gedaan over het recidivegevaar. Wel wordt de kans op delictgedrag, gelet op de risico- en beschermende factoren, in algemene zin als matig tot hoog geacht.
Bij bewezenverklaring en om zijn zorgelijke ontwikkeling in gunstige zin te bevorderen is het wenselijk dat de begeleiding door de jeugdreclassering wordt voortgezet.
Verdachte is aangemeld bij de forensische polikliniek van de Waag. Belangrijke aandachtspunten in de behandeling zijn emotieregulatieproblemen en het verwerken van negatieve ervaringen uit het verleden.
De Raad voor de Kinderbescherming (hierna te noemen: de Raad) heeft meerdere malen een rapport over de persoonlijke omstandigheden van de verdachte uitgebracht. Het meest recente rapport is van 21 januari 2021. In dit rapport leest de rechtbank dat het van belang wordt geacht dat er duidelijkheid is over het woonperspectief en dat de verdachte zijn behandeling bij de Waag weer oppakt. Er dient meer zicht te worden verkregen op de vriendengroep van de verdachte. Hij moet leren hier goede keuzes in te maken. Ook dient de verdachte weerbaarder te worden. De voogd en de jeugdreclassering adviseren, vanwege de praktische aanpak en de expertise op het gebied van licht verstandelijke beperking, om de begeleiding over te dragen aan de William Schrikker Stichting.
De Raad adviseert in het rapport een onvoorwaardelijke taakstraf in de vorm van een leerstraf So Cool op te leggen. Tevens adviseert de Raad een voorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf op te leggen, onder de bijzondere voorwaarden dat verdachte:
  • zich gedurende een door de jeugdreclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de jeugdreclassering, zo frequent en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht; waarbij aan de gecertificeerde instelling, te weten William Schrikker Stichting de opdracht wordt gegeven om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden verdachte daarbij te begeleiden;
  • behandeling bij de Waag of een andere (reguliere) GGZ-instelling volgt;
  • meewerkt aan de begeleiding van een coach.
Tijdens de behandeling ter zitting is van de zijde van de Raad meegedeeld dat de verdachte
nog langdurig hulpverlening nodig zal hebben om uit te groeien tot een evenwichtige volwassene. De Raad adviseert gelet op het verhandelde ter zitting maar ook gelet op de andere feiten, die eerder niet in het advies zijn betrokken, een flinke stok achter de deur, bijvoorbeeld een voorwaardelijke jeugddetentie, in combinatie met een leerstraf. In aanvulling op de eerder geadviseerde voorwaarden zou daarbij ook gedacht moeten worden aan een avondklok en elektronisch toezicht. De Raad heeft verder aangegeven dat het in het belang is van de verdachte dat hij zich in Lelystad vestigt en het liefst ook zijn opleiding en dagbesteding daar heeft, en dat gekeken gaat worden of het verblijf bij oma ook op langere termijn een goede plek voor hem is of dat een vorm van begeleid wonen passender is.
Van de zijde van de jeugdreclassering en de voogd is aangegeven dat het contact met de verdachte niet goed verloopt; hij houdt zich niet aan afspraken en meldt zich niet. Ook het traject bij de Waag is niet goed verlopen. Naar aanleiding van incidenten bij zijn vader in Delft, woont de verdachte nu bij zijn oma in Lelystad, maar gaat sinds kort naar school in Delft. Bij zijn oma gaat het redelijk goed, maar het is lastig daadwerkelijk iets te zeggen over de verdachte en de mogelijkheden om hem verder te begeleiden.
De rechtbank vindt het met de Raad en Jeugdreclassering zorgelijk dat verdachte zich gedurende de schorsing van de voorlopige hechtenis onvoldoende heeft aangetrokken van het verplichte toezicht en de begeleiding van de jeugdreclassering. De rechtbank schaart zich gezien de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals gebleken uit de adviezen en ter zitting, achter de adviezen om begeleiding en behandeling te verzekeren in het kader van een voorwaardelijke straf.
6.3.3
De straf
De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmodaliteit en strafmaat tot uitgangspunt genomen de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan, informatie over de persoonlijke omstandigheden van de verdachte – zoals die uit de rapporten en ter zitting naar voren is gekomen –, alsook de straffen die in soortgelijke zaken – waaronder die van de medeverdachten – worden opgelegd, zoals neergelegd in de door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) vastgestelde oriëntatiepunten voor de straftoemeting.
De rechtbank is van oordeel dat gezien de ernst van de feiten niet kan anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke jeugddetentie voor een langere duur dan de tijd die de verdachte in voorarrest heeft gezeten. Dit betekent dat de verdachte nog enige tijd terug zal moeten naar de jeugdinrichting. Bij het bepalen van de duur van de onvoorwaardelijke jeugddetentie heeft de rechtbank ten gunste van verdachte rekening gehouden met zijn open proceshouding en zijn oprechte spijt.
Nu de Raad en de jeugdreclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk achten, ziet de rechtbank aanleiding een fors deel van de op te leggen jeugddetentie voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden zoals die door de Raad zijn geadviseerd en aangevuld met een avondklok, elektronisch toezicht en een contactverbod met de medeverdachten. Een voorwaardelijk strafdeel dient ook als flinke stok achter de deur om de kans op herhaling te verminderen. Om recht te doen aan de ernst van de feiten acht de rechtbank het verder passend en geboden een werkstraf van na te melden duur en de gedragsinterventie ‘So Cool’ in de vorm van een leerstraf op te leggen.
De rechtbank benadrukt dat het in het belang van de verdachte is om het toezicht en de begeleiding door de Jeugdbescherming zorgvuldig en zo snel mogelijk aan de William Schrikker Stichting over te dragen. De rechtbank acht de kans op slagen van de begeleiding en behandeling van de verdachte het grootst bij een leven en woonplek niet langer in Delft, maar in Lelystad, weg van de negatieve invloeden waar hij eerder mee te maken had. De rechtbank adviseert de jeugdreclassering en de voogd daarom dringend, in de tijd die de verdachte nog in jeugddetentie door zal brengen, het perspectief van de verdachte in termen van wonen, werken, opleiding en behandeling in Lelystad te realiseren. De rechtbank wil de verdachte meegeven dat het aan hem is om te laten zien dat hij zijn straf serieus neemt en hoopt dat hij de begeleiding en behandeling zal aangrijpen. De rechtbank gunt het de verdachte, die al op jonge leeftijd veel heeft meegemaakt, dat hij op een goede manier volwassen wordt en een mooie toekomst tegemoet gaat.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, te weten een woningoverval. Gelet op de ernst van het feit en de rapportage van de Raad, waaruit naar voren komt dat de verdachte behandeling en hulpverlening op meerdere leefgebieden nodig heeft en dat de kans op recidive hoog is, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de hierna op grond van artikel 77z Sr te stellen voorwaarden en het op grond van artikel 77aa Sr uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen passend en geboden. Daarbij zal de rechtbank de schorsing van de voorlopige hechtenis opheffen.

7.De vordering van de benadeelde partij

[slachtoffer 1] , heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 2949,58. De vordering tot schadevergoeding bestaat uit materiële schade voor een bedrag groot € 199,58, bestaande uit de posten verlofuren en reiskosten en uit immateriële schade voor een bedrag groot € 2750,00.
[slachtoffer 2] , heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 3582,15. De vordering tot schadevergoeding bestaat uit materiële schade voor een bedrag groot € 832,15 en uit immateriële schade voor een bedrag groot € 2750,00.
7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen. Met toewijzing van de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel
.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich met betrekking tot de vorderingen van de benadeelde partijen gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Vordering [slachtoffer 1]
Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van de onder 1, 2 en 3 (
dagvaarding 09/852064-20) bewezenverklaarde feiten.
De gevorderde reiskosten zal de rechtbank toewijzen nu deze vordering goed is onderbouwd, met een correctie nu de benadeelde partij niet aanwezig is geweest bij de tweede zittingsdag en de uitspraak zal plaatsvinden op één dag. Dit maakt dat het bedrag tot € 22,02 zal worden toegewezen en het overige zal worden afgewezen.
Het gevorderde onder de noemer ‘verlofuren’ zal de rechtbank in zijn geheel afwijzen, aangezien slechts vermogensschade (te weten inkomstenverlies of winstderving) in aanmerking komt voor vergoeding. Nu gebleken is dat de benadeelde partij is doorbetaald tijdens de opgenomen verlofdagen is van vermogensschade geen sprake.
De vordering is ten aanzien van de gevorderde immateriële schade namens de verdachte niet betwist en is voldoende onderbouwd. De rechtbank zal dit deel van de vordering, bestaande uit € 2750,00, hoofdelijk toewijzen.
De rechtbank zal voorts de gevorderde wettelijke rente toewijzen, nu vast is komen te staan dat de schade met ingang van 8 december 2020 is ontstaan.
Bovenstaande brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met haar vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Nu de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 2, 3 en 4 bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en de verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 2772,02, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 8 december 2019 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer 1] . De rechtbank zal de gijzeling bepalen op 0 dagen.
Vordering [slachtoffer 2]
De vordering is namens de verdachte niet betwist en is voldoende onderbouwd door de benadeelde partij. Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van de onder 1, 2 en 3 (
dagvaarding 09/852064-20) bewezenverklaarde feiten.
De rechtbank acht de vordering in geheel, hoofdelijk, toewijsbaar voor en bedrag van € 3.582,15, bestaande uit € 832,15 materiele schade en € 2750,00 immateriële schade.
De rechtbank zal voorts de gevorderde wettelijke rente toewijzen, nu vast is komen te staan dat de schade met ingang van 8 december 2020 is ontstaan.
Bovenstaande brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met haar vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Nu de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 2, 3, 4 en 5 bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en de verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 3.582,15, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 8 december 2019 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer 2] . De rechtbank zal de gijzeling bepalen op 0 dagen.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen:
36f, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 311, 312, 317, 282a Wetboek van Strafrecht.
Deze artikelen zijn toegepast zoals zij rechtens golden op het moment van het plegen van het strafbare feit dan wel zoals zij gelden op het moment van de uitspraak.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, dagvaarding 09/852079-20, ten laste gelegde feit heeft gepleegd en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 en 3, dagvaarding 09/852064-20 en onder 2 en 3, dagvaarding 09/852079-20, ten laste gelegde feiten en kwalificeert dit zoals hiervoor in paragraaf 5 is vermeld;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte (ook) daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot
jeugddetentie voor de duur van 342 dagen
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, te weten 102 dagen, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van deze jeugddetentie wordt afgetrokken;
bepaalt dat een gedeelte van de jeugddetentie groot
180 dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt vastgesteld op twee jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende een door de William Schrikker Stichting te gevestigd te Amsterdam te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door deze instelling te bepalen tijdstippen zal melden bij de reclassering, zo frequent en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
- gedurende de proeftijd, of zo lang de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht, op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met:
 [medeverdachte 1] ( [geboortedatum 2] -2001);
 [medeverdachte 2] ( [geboortedatum 3] -2003);
 [medeverdachte 3] ( [geboortedatum 4] -2001);
- gedurende de proeftijd, doch tot maximaal drie maanden na jeugddetentie tussen 19:00 uur en 07:00 uur aanwezig zal zijn op zijn verblijfadres bij de grootmoeder te Lelystad zo lang de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht, tenzij voor werk, school, sport of behandeling onder begeleiding door een door de jeugdreclassering aan te wijzen volwassene, waarbij de veroordeelde zich onder elektronisch toezicht zal stellen ter nakoming van deze bijzondere voorwaarde;
- zich gedurende de proeftijd, zo lang als de jeugdreclassering in overleg met de behandelaar noodzakelijk acht, onder behandeling zal stellen van de Waag, teneinde zich (onder andere) te laten behandelen voor emotieregulatie en het verwerken van zijn verleden;
- gedurende de proeftijd mee zal werken en zich zal houden aan de afspraken met de coach van coach25;
- gedurende de proeftijd onderwijs zal volgen, dan wel een andere zinvolle dagbesteding zoals werk of stage zal hebben;
geeft opdracht aan de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan jeugd/reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
beveelt dat de gestelde voorwaarden en het aan genoemde jeugdreclasseringsinstelling opgedragen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn;
veroordeelt verdachte voorts tot:
een taakstraf, bestaande uit
een werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de tijd van
80 (tachtig) UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de tijd van
40 (veertig) DAGEN;
bepaalt dat de veroordeelde, ook in het geval hij de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt, in aanmerking komt voor vervangende jeugddetentie in plaats van vervangende hechtenis;
veroordeelt de verdachte voorts tot:
een taakstraf, bestaande uit
een leerstraf, zijnde het volgen van een leerproject, te weten So Cool Regulier, voor de tijd van
40 (veertig) UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de tijd van
20 (twintig) DAGEN;
bepaalt dat de veroordeelde, ook in het geval hij de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt, in aanmerking komt voor vervangende jeugddetentie in plaats van vervangende hechtenis;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met zijn mededaders, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] , te betalen een bedrag van € 2.772,02 (zegge: tweeduizendzevenhonderdtweeënzeventig euro en 2 eurocent), bestaande uit € 22,02 aan materiële schade en € 2750,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 8 december 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door de mededaders van de verdachte aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] , zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
wijst af het door de benadeelde partij [slachtoffer 1] meer of anders gevorderde;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [slachtoffer 1] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 1] te betalen € 2.772,02, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 december 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening en bepaald de gijzeling op 0 dagen;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededaders, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met zijn mededaders, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] , te betalen een bedrag van € 3.582,15 (zegge: drieduizendvijfhonderdtweeëntachtig euro en vijftien eurocent), bestaande uit € 832,15 aan materiële schade en € 2750,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 8 december 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door de mededaders van de verdachte aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] , zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [slachtoffer 2] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 2] te betalen € 3.582,15, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 december 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening en bepaald de gijzeling op 0 dagen;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededaders, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
heft de schorsing van de voorlopige hechtenis van de veroordeelde op;
heft het bevel tot voorlopige hechtenis van de veroordeelde op met ingang van de dag dat de duur van de verzekering en voorlopige hechtenis even lang zal zijn als de onvoorwaardelijke jeugddetentie.
Dit vonnis is gewezen door
mr. B. Martinez-Hammer, kinderrechter, voorzitter,
mr. H.J.M. Smid-Verhage, kinderrechter,
en mr. R. de Jong, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van mr. L.E. van Damme, griffier.
Het is uitgesproken op de openbare zitting van deze rechtbank van 15 januari 2021.
Bijlage:
I. De tenlastelegging

Bijlage I: de tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
(09/852064-20)
1.
hij op of omstreeks 08 december 2019 te Delft omstreeks 5.00 uur, in elk geval
gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
een personenauto (Volkswagen Golf, [kenteken] ) en/of diverse
elektronische goederen en/of meerdere horloges en/of diverse pasjes en/of een
portemonnee en/of (in totaal) 1265 euro en/of twee mobiele telefoons, in elk
geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of
zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] ,
heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te
maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere
deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
door
- met een klauwhamer de woning van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] binnen te gaan
en/of
- te zeggen "Dit is een overval, trek de dekens over je hoofd" en/of "Je moet
meewerken anders vermoord ik je vriendin, ik doe je wat aan als je niet
meewerkt", althans woorden van gelijke aard of strekking;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 08 december 2019 te Delft tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en)
wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld
W. [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een portemonnee
en/of (het) ontgrendelpatro(o)n(en) van (een) telefoon(s) en/of de cijfercode
van de [naam bank] -app en/of (een) pincode(s), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander
of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke
bedreiging met geweld bestond(en) uit het
- met een klauwhamer de woning van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] binnen te gaan
en/of
- te zeggen "Dit is een overval, trek de dekens over je hoofd" en/of "Je moet
meewerken anders vermoord ik je vriendin, ik doe je wat aan als je niet
meewerkt", althans woorden van gelijke aard of strekking;
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 317 lid 3 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 08 december 2019 te Delft en/of Den Haag,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk
[slachtoffer 2]
wederrechtelijk van de vrijheid heeft/hebben beroofd en/of beroofd gehouden,
met het oogmerk een ander, te weten [slachtoffer 1] ,
te dwingen iets te doen of niet te doen, te weten het pinnen van geld voor
verdachte en/of diens mededader(s),
immers heeft hij, verdachte en/of zijn mededader(s)
- die [slachtoffer 1] meegenomen in een personenauto naar een bank en/of daarbij gezegd
"Als je wegloopt, vermoorden wij je vriendin" en/of
- tegen die [slachtoffer 1] gezegd dat hij moet meewerken, anders wordt zijn vriendin
vermoord en/of
- tegen die [slachtoffer 1] gezegd dat hij 2000 euro moet pinnen;
art 282a lid 1 Wetboek van Strafrecht
(09/852079-20)
1.
hij in of omstreeks de periode 29 december 2019 tot en met 6 januari 2020 te
Oisterwijk en/of Delft, althans in Nederland
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 3] heeft gedwongen tot de
afgifte van
- een bankpas en/of bijbehorende pincode en/of
- inlogna(a)m(en) en/of wachtwoord(en) en/of andere (inlog)gegevens van het
account van die [slachtoffer 3] bij de [naam bank] bank, in elk geval van enig goed, geheel of ten
dele toebehorende aan die [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s),
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
- ( via Snapchat) meerdere berichten sturen naar die [slachtoffer 3] inhoudende dat zij haar
bankpas moest geven, anders zou haar en/of haar ouders iets aangedaan worden
en/of dat die [slachtoffer 3] naar het station in Oisterwijk moest komen anders zou zij
opgezocht worden en/of zou haar ouders iets aangedaan worden,
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of
- ( vervolgens) tegen die [slachtoffer 3] zeggen dat zij haar QR code (van de [naam bank] app)
moest geven en/of haar [naam bank] app moest openen en/of (vervolgens) het pakken van
de telefoon van die [slachtoffer 3] terwijl de [naam bank] app nog open stond en/of de QR-code van
die [slachtoffer 3] te scannen en/of tegen die [slachtoffer 3] zeggen dat zij haar bankpas en/of
pincode moest geven;
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 317 lid 3 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode 7 januari
2020 tot en met 12 januari 2020 te Delft en/of Oisterwijk, althans in
Nederland,
(telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen
een of meerdere geldbedrag(en) (in totaal 492,57 euro), in elk geval enig
goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), zulks na zich de
toegang tot de plaats des misdrijfs te hebben verschaft en/of die/dat weg te
nemen geldbedragen onder zijn/hun bereik te hebben gebracht door middel van
een valse sleutel, te weten door zonder toestemming meerdere malen, althans
eenmaal gebruik te maken van de bankpas en bijbehorende pincode van die [slachtoffer 3] ;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
3.
hij in of omstreeks de periode 1 mei 2020 tot en met 6 mei 2020 te Delft en/of
Delfgauw, gemeente Pijnacker-Nootdorp, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5]
en/of [slachtoffer 6] heeft gedwongen tot de afgifte van
- een bankpas van die [slachtoffer 5] met bijbehorende pincode en/of - inlogna(a)m(en) en/of wachtwoord(en) en/of andere (inlog)gegevens van het
account van die [slachtoffer 5] bij de [naam bank] bank en/of
- 700 euro, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
- ( via Snapchat) versturen van meerdere berichten aan die [slachtoffer 5] inhoudende "Breng je spa" en/of "Beter doe je het wel anders gaan er rare dingen gebeuren" en/of een foto van de vader en opa van die [slachtoffer 5] met daarbij de tekst "Als je je pas niet geeft, dan ga ik hun wat aandoen" althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of
- ( vervolgens) tegen die [slachtoffer 5] zeggen dat hij zijn pinpas moest geven en/of dat die [slachtoffer 5] in het bijzijn van hem, verdachte zijn pincode moest intoetsen bij een pinautomaat en/of
- scannen van de QR code van de [naam bank] app van die [slachtoffer 5] en/of
- ( vervolgens) (via Snapchat) versturen van meerdere berichten aan die [slachtoffer 5] inhoudende "Ga je negeren. Dan is probleem he. Moet ik je srs klappen geven" en/of "Je gaat me terug betalen. Hen je dat gehoord. Ik gooi nu boete op jou 700 euro" en/of "Dan ga je dood. Wat denk je of je betaal of is
over met je leven" en/of
- tijdens een telefoongesprek met [slachtoffer 4] zeggen dat er 700 euro betaald moest worden en/of "Ik wil uw zoon niks aandoen. Maar ik ga die ding niet uit m'n zak betalen", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 317 lid 3 Wetboek van Strafrecht