ECLI:NL:RBDHA:2021:11981
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Ontslag wegens ongeschiktheid tot het verrichten van arbeid wegens ziekte en herplaatsingsonderzoek
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 4 november 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en een ambtenaar die eervol ontslag had gekregen wegens ongeschiktheid tot het verrichten van haar arbeid door ziekte. De eiseres, werkzaam als senior medewerker Vastgoed & Infrastructuur, was sinds mei 2017 ziek en had in 2018 een re-integratietraject doorlopen. Na een terugval in november 2018 ontving zij een WGA-uitkering van 80-100% arbeidsongeschiktheid. De minister verleende haar op 21 november 2019 ontslag, wat door eiseres werd bestreden. De rechtbank heeft onderzocht of de minister voldoende inspanningen heeft verricht voor herplaatsing van eiseres en of het ontslag terecht was.
De rechtbank oordeelde dat de minister aan de voorwaarden voor ontslag op grond van artikel 98 van het Algemeen Rijksambtenarenreglement (ARAR) voldeed. Eiseres had onvoldoende bewijs geleverd dat de minister niet zorgvuldig had gehandeld bij het herplaatsingsonderzoek. De rechtbank concludeerde dat er geen reële mogelijkheden voor herplaatsing waren, gezien de beperkingen van eiseres. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en oordeelde dat de minister bevoegd was om het ontslag te verlenen. De proceskosten van eiseres werden niet vergoed, aangezien zij geen gelijk kreeg.