ECLI:NL:RBDHA:2021:11935
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag op basis van ongeloofwaardige biseksualiteit
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 november 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Jamaicaanse man geboren in 1976, heeft een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid is afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank heeft het beroep van eiser behandeld op 21 oktober 2021, waarbij eiser via een beeldverbinding aanwezig was. Eiser stelt dat hij biseksueel is en dat zijn seksuele geaardheid in Jamaica bekend is geworden, wat hem zou beletten om terug te keren naar zijn land van herkomst. De staatssecretaris heeft echter de gestelde biseksualiteit ongeloofwaardig geacht, omdat eiser summier en algemeen heeft verklaard over zijn ervaringen en gevoelens.
De rechtbank heeft overwogen dat de staatssecretaris voldoende rekening heeft gehouden met het referentiekader van eiser, maar dat eiser niet in staat is geweest om zijn biseksualiteit op een overtuigende manier te onderbouwen. Eiser heeft aangevoerd dat zijn beperkte scholing en de Jamaicaanse cultuur hem belemmeren om dieper op zijn gevoelens in te gaan. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat eiser al enige tijd in Nederland woont en contact heeft gehad met andere homoseksuelen, wat zijn verklaringen over zijn gevoelens en ervaringen ongeloofwaardig maakt.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat de staatssecretaris niet ten onrechte de biseksualiteit van eiser ongeloofwaardig heeft geacht en dat er onvoldoende bewijs is voor de problemen die eiser zou hebben ondervonden vanwege zijn geaardheid. Eiser's beroep op artikel 8 van het EVRM, dat betrekking heeft op het recht op respect voor privé- en gezinsleven, is eveneens afgewezen, omdat hij niet met objectieve stukken heeft onderbouwd dat hij kinderen in Nederland heeft die afhankelijk van hem zijn. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.