ECLI:NL:RBDHA:2021:11934

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 november 2021
Publicatiedatum
2 november 2021
Zaaknummer
NL21.15517
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op basis van geloofwaardigheid van minderjarigheid en mishandeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 november 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij eiseres, een Guinese vrouw, een verblijfsvergunning asiel heeft aangevraagd. De aanvraag is door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen als kennelijk ongegrond. Eiseres stelt dat zij minderjarig is en vreest voor mishandeling en uithuwelijking door haar vader. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 21 oktober 2021, waarbij eiseres via een beeldverbinding aanwezig was en haar gemachtigde ter zitting verscheen. De rechtbank heeft overwogen dat de Staatssecretaris terecht twijfels heeft geuit over de identiteit en de minderjarigheid van eiseres. De rechtbank concludeert dat eiseres niet heeft kunnen aantonen dat zij daadwerkelijk minderjarig is en dat haar verklaringen over mishandeling en uithuwelijking niet geloofwaardig zijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres eerder een Frans visum heeft aangevraagd onder een andere naam en met een andere geboortedatum, wat haar geloofwaardigheid ondermijnt. De rechtbank heeft de tegenstrijdigheden in de verklaringen van eiseres als ongerijmd beoordeeld en heeft geoordeeld dat de Staatssecretaris niet onterecht heeft geconcludeerd dat eiseres niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.15517

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres, V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. F. Ben-Saddek),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. R. Radema).

ProcesverloopBij besluit van 30 september 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met de zaak NL21.15518, op 21 oktober 2021 op zitting behandeld. Eiseres heeft via een beeldverbinding aan de zitting deelgenomen. Haar gemachtigde is ter zitting verschenen. Als tolk is verschenen J.M. van der Boom. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiseres heeft de Guinese nationaliteit. Zij stelt dat zij [A] heet en dat zij is geboren op [geboortedag] 2004. Eiseres heeft aan haar asielaanvraag ten grondslag gelegd dat zij bij terugkeer vreest voor mishandeling en uithuwelijking door haar vader.
2. Verweerder vindt het niet geloofwaardig dat eiseres [A] heet en dat zij minderjarig is. Verweerder gaat uit van de naam [eiseres] en de geboortedatum [geboortedag] 1992. Verweerder baseert dit op de achterhaalde paspoortgegevens. Verder vindt verweerder dat eiseres meermaals tegenstrijdige, wisselende en ongerijmde verklaringen heeft afgelegd over de mishandelingen en de uithuwelijking door haar vader. Verweerder vindt deze gestelde gebeurtenissen daarom ongeloofwaardig en heeft daarom de asielaanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond.
Wat vindt eiseres in beroep?
3. Eiseres betoogt dat zij minderjarig is en meent dat verweerder zijn standpunt hierover onzorgvuldig heeft voorbereid en gemotiveerd. Eiseres heeft namelijk nooit een op haar naam gesteld paspoort aangevraagd, maar enkel op naam van haar alias. Ook heeft eiseres een geboorteakte, een verzoekschrift geboorteakte en diverse schoolbescheiden overgelegd om haar gestelde identiteit te onderbouwen. Verweerder heeft verder onterecht overwogen dat eiseres wisselend en tegenstrijdig heeft verklaard over haar schoolperiode, haar vlucht naar Accra en haar relatie met haar stiefmoeder. Eiseres meent dat zij hierover wel duidelijk en consequent heeft verklaard. Verweerder heeft de verklaringen van eiseres over de ontmoeting met haar echtgenoot in spe, haar opgelopen letsel en haar vlucht uit het ziekenhuis verkeerd geïnterpreteerd en hieruit onjuiste conclusies getrokken.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Minderjarigheid
4. Naar het oordeel van de rechtbank stelt verweerder zich terecht op het standpunt dat eiseres meerderjarig is en [eiseres] heet. Uit de biometrische hit in het EUVIS systeem is naar voren gekomen dat eiseres eerder een Frans visum heeft aangevraagd. Hierbij is een paspoort gebruikt op naam van [eiseres] met een geboortedatum van [geboortedag] 1992. Het is vervolgens aan eiseres om de twijfel die hierdoor is ontstaan weg te nemen en alsnog aannemelijk te maken dat zij [A] heet en is geboren op [geboortedag] 2004. Hierin is eiseres niet geslaagd. De rechtbank overweegt hiertoe dat in het op ambtseed/ambtsbelofte opgemaakte proces-verbaal van bevindingen van 1 oktober 2021 van de Koninklijke Marechaussee staat dat eiseres direct is geconfronteerd met de hit in het EUVIS systeem, zij heeft bevestigd dat de gegevens uit EUVIS juist zijn en zij een nieuwe nationaliteitverklaring heeft ondertekend. Eiseres heeft ook met de overgelegde stukken niet aannemelijk gemaakt dat zij minderjarig is. De door eiseres overgelegde geboorteakte en schoolverklaringen kunnen niet aangemerkt worden als identificerende documenten zoals bedoeld in paragraaf C1/4.3 van de Vreemdelingencirculaire 2000 omdat de documenten geen pasfoto van eiseres bevatten. Bovendien gaat het hier om kopieën en zijn deze documenten daarom niet objectief verifieerbaar. Verweerder heeft er bovendien terecht op gewezen dat een van de overgelegde stukken innerlijk tegenstrijdig is. In de overgelegde ‘attestation de niveau’ wordt het schooljaar 2021 genoemd, terwijl het stuk zou zijn opgesteld in 2017.
Mishandeling door vader
5. De rechtbank overweegt dat verweerder niet ten onrechte heeft gesteld dat eiseres wisselend en ongerijmd heeft verklaard over de mishandeling door haar vader. Zo heeft eiseres verklaard dat zij in 2018 op 17-jarige leeftijd in de achtste klas zat, terwijl op basis van haar paspoort blijkt dat eiseres toen al meerderjarig was, namelijk 26 jaar. Verweerder heeft mogen tegenwerpen dat dit afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van eiseres haar verklaring dat zij van haar vader haar school niet mocht afmaken. Ook heeft verweerder terecht opgemerkt dat eiseres tegenstrijdig heeft verklaard over haar schoolperiode. Zij stelt namelijk eerst dat zij in 2020 is gestopt met school, terwijl zij in het nader gehoor heeft verklaard dat zij in 2017 is gestopt. Daarnaast meent verweerder terecht dat eiseres tegenstrijdig heeft verklaard over de reden voor haar vertrek naar Accra. Eiseres heeft eerst aangegeven dat zij naar Accra ging om een opleiding te volgen, terwijl zij later heeft verklaard dat zij naar Accra ging om zo ver mogelijk van haar vader te vluchten. Gelet op het grote verschil tussen de twee verklaringen heeft verweerder eiseres niet hoeven volgen in haar stelling dat haar verklaringen verkeerd geïnterpreteerd zijn. Tot slot overweegt de rechtbank dat verweerder niet ten onrechte heeft gesteld dat eiseres ongerijmd heeft verklaard over de houding en gedragingen van haar schoonmoeder. Niet valt in te zien dat eiseres na alle negatieve ervaringen met haar schoonmoeder toch terugkeert naar huis en daarmee bewust het risico op mishandeling aangaat. Verweerder heeft in dit kader niet ten onrechte een bepaalde mate van voorzichtigheid van eiseres mogen verwachten. Ook heeft verweerder het ongerijmd mogen vinden dat eiseres na de mishandeling geen aangifte tegen haar vader heeft gedaan terwijl dit wel mogelijk was.
Uithuwelijking
6. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder niet ten onrechte geconcludeerd dat eiseres ongerijmde en wisselende verklaringen heeft afgelegd over haar uithuwelijking door haar vader. Zo heeft verweerder het ongerijmd mogen vinden dat eiseres niet weet hoe de man heet aan wie zij is uitgehuwelijkt. Zij heeft namelijk aangegeven dat zij een maand lang in zijn huis heeft gewoond, verschillende keren met hem in een ruimte is geweest en met verschillende vrouwen in het huis heeft gesproken. Verweerder stelt zich niet ten onrechte op het standpunt dat niet valt in te zien dat de naam van de man aan wie zij is uitgehuwelijkt nooit is gevallen. Daarnaast stelt verweerder zich terecht op het standpunt dat eiseres tegenstrijdig heeft verklaard over wanneer zij deze man voor het eerst zag. Zo heeft eiseres verklaard dat ze hem voor het eerst in de nacht heeft ontmoet, terwijl zij ook heeft verklaard dat dit in de ochtend was. Verder heeft verweerder de verklaringen van eiseres over de mishandeling met de zweep en de ziekenhuisopname ongerijmd kunnen achten. Niet valt in te zien dat eiseres dusdanig met een zweep is mishandeld waardoor zij is flauwgevallen, opgenomen in het ziekenhuis en de verpleegkundige dacht dat zij dood zou gaan, terwijl zij vervolgens verklaart dat zij bij het ontwaken naar een kiosk is gelopen voor een telefoontje naar haar oom. Ook heeft verweerder het ongerijmd mogen vinden dat wanneer vervolgens wordt gevraagd naar haar verwondingen eiseres de vraag niet begrijpt en alleen verklaart over pijn aan haar baarmoeder. Dat eiseres in het ziekenhuis op een afdeling lag waar vooral zwangere vrouwen afgebeeld stonden aan de buitenkant van het ziekenhuis doet eveneens afbreuk aan de geloofwaardigheid van de verklaring dat eiseres naar het ziekenhuis was gebracht voor mishandeling met zweepslagen.
Conclusie
7. Eiseres komt niet in aanmerking voor toelating op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vreemdelingenwet 2000.
8. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van mr.E.N.H.J. Schenk, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.