In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 oktober 2021 uitspraak gedaan in een geschil over de afwijzing van een aanvraag om tegemoetkoming in planschade door het college van burgemeester en wethouders van Leiden. Eiser, eigenaar van percelen in de gemeente Leiden, had een aanvraag ingediend voor tegemoetkoming in planschade, omdat hij meende dat de waarde van zijn percelen was gedaald door de inwerkingtreding van nieuwe bestemmingsplannen. De rechtbank oordeelde dat verweerder een onjuiste planvergelijking had gemaakt door de uit te werken bestemmingen niet in de vergelijking te betrekken. De rechtbank concludeerde dat er sprake was van een planologische verslechtering, maar dat eiser geen recht had op tegemoetkoming in planschade omdat hij actief risico had aanvaard bij de aankoop van de percelen, gezien de bekendheid met de toekomstige planologische ontwikkelingen. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit, maar bepaalde dat de rechtsgevolgen daarvan in stand blijven. Eiser kreeg het griffierecht vergoed en verweerder werd veroordeeld in de proceskosten van eiser.