ECLI:NL:RBDHA:2021:11912

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 oktober 2021
Publicatiedatum
1 november 2021
Zaaknummer
C/09/618700 / JE RK 21-2370
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarigen

Op 14 oktober 2021 heeft de kinderrechter in de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van zes minderjarigen. De zaak is gestart naar aanleiding van een verzoekschrift dat op 4 oktober 2021 is ingediend. De kinderrechter heeft de kinderen voorlopig onder toezicht gesteld van 4 oktober 2021 tot 15 oktober 2021 en machtiging verleend voor hun uithuisplaatsing in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder. De kinderen zijn [minderjarige 1], [minderjarige 2], [minderjarige 3], [minderjarige 4], [minderjarige 5] en [minderjarige 6]. De moeder van de kinderen was niet in staat om gehoord te worden vanwege haar medische toestand, terwijl de vader verweer voerde tegen de duur van de verzochte maatregelen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er ernstige zorgen zijn over de fysieke en emotionele veiligheid van de kinderen bij de vader, en dat de moeder door haar toestand niet in staat is om voor de kinderen te zorgen. De kinderrechter heeft daarom besloten om de kinderen voorlopig onder toezicht te stellen en hen uit huis te plaatsen, met de nadruk op het waarborgen van hun veiligheid en het uitvoeren van nader onderzoek naar hun situatie.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/618700 / JE RK 21-2370
Datum uitspraak: 14 oktober 2021

Beschikking van de kinderrechter

Voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing

in de zaak naar aanleiding van het op 4 oktober 2021 ingekomen verzoekschrift van:

de Raad voor de Kinderbescherming, Regio Haaglanden,

hierna te noemen: de Raad,
betreffende:
- [minderjarige 1]geboren op [geboortedag 1] 2004 te [geboorteplaats 1] Marokko,
hierna te noemen: [minderjarige 1] ;
- [minderjarige 2]geboren op [geboortedag 2] 2006 te [geboorteplaats 1] , Marokko,
hierna te noemen: [minderjarige 2] ;
-
[minderjarige 3] ,geboren op [geboortedag 3] 2009 te [geboorteplaats 2] Marokko,
hierna te noemen: [minderjarige 3] ;
-
[minderjarige 4] ,geboren op [geboortedag 3] 2009 te [geboorteplaats 2] , Marokko,
hierna te noemen: [minderjarige 4] ;
-
[minderjarige 5] ,geboren op [geboortedag 4] 2011 te [geboorteplaats 1] , Marokko,
hierna te noemen: [minderjarige 5] ;
-
[minderjarige 6]geboren op [geboortedag 5] 2017 te [geboorteplaats 2] , Marokko,
hierna te noemen: [minderjarige 6] ;
hierna gezamenlijk te noemen: de kinderen.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de man]

hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats]
advocaat gemachtigde: mr. H. Polat, te Den Haag.

[de vrouw] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats]

Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden,

hierna te noemen: de gecertificeerde instelling.

Procesverloop

Bij beschikking d.d. 4 oktober 2021 van de kinderrechter in deze rechtbank zijn [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] , [minderjarige 5] en [minderjarige 6] voorlopig onder toezicht gesteld van 4 oktober 2021 tot 15 oktober 2021 en is machtiging verleend [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] , [minderjarige 4] en [minderjarige 5] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder en [minderjarige 6] in een voorziening voor pleegzorg voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling en de behandeling voor het overige aangehouden tot deze zitting.
De kinderrechter heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder thans ook voornoemde beschikking d.d. 4 oktober 2021.
Op 14 oktober 2021 heeft de kinderrechter de behandeling van de zaak ter zitting met gesloten deuren voortgezet. Daarbij zijn verschenen:
  • mevrouw [vertegenwoordiger van de raad] namens de Raad;
  • mevrouw [vertegenwoordiger van de GI] namens de gecertificeerde instelling;
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat en een tolk in de Arabische taal.
[minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 4] zijn op 8 oktober 2021 telefonisch door de kinderrechter gehoord.
De moeder is opgeroepen, maar niet verschenen.

Verzoek en verweer

Het verzoek strekt tot ondertoezichtstelling van de kinderen met toepassing van artikel 1:257 van het Burgerlijk Wetboek en tot machtiging [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] , [minderjarige 4] en [minderjarige 5] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder en [minderjarige 6] in een voorziening voor pleegzorg voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling.
Ter zitting heeft de Raad aangegeven dat de moeder niet in staat is om gehoord te worden door haar medische toestand. De moeder is stabiel en wordt behandeld, maar het ziekenhuis mag vanwege de privacy geen verdere informatie delen. Er zijn zorgen over de fysieke en emotionele veiligheid van de kinderen en het feit dat de vader geen toestemming geeft om de kinderen elders te plaatsen nu de moeder de dagelijkse zog van de kinderen niet op zich kan nemen. Een jeugdbeschermer is noodzakelijk om te kijken wat er de komend periode nodig is voor de kinderen.
De gecertificeerde instelling onderschrijft het verzoek van de Raad. Er is geprobeerd om contact te krijgen met de moeder, maar dit wordt door het ziekenhuis afgehouden, omdat de moeder door haar medicatie niet in staat zou zijn om met de jeugdbeschermer in gesprek te gaan.
De vader heeft, mede bij monde van zijn advocaat, verweer gevoerd tegen de duur van de verzochte maatregelen. De advocaat heeft namens de vader naar voren gebracht dat de vader dit niet had zien aankomen. Het verzoekschrift is summier en ter zitting is er geen verdere informatie verstrekt. De vader had geïnformeerd moeten worden waar de kinderen zijn en hoe het met ze gaat. De vader wil dat de kinderen terug naar huis komen. Dit moet snel onderzocht worden. Het is van belang dat de moeder ook gehoord wordt en dat er snel een nieuwe zitting wordt gepland. Daarnaast verzoekt de vader om [minderjarige 6] bij zijn [zoon] te plaatsen.

Beoordeling

Op grond van de informatie, zoals gebleken uit het verzoekschrift en de daarbij gevoegde bijlagen en uit de verklaringen van de gehoorde personen, komt de kinderrechter tot het oordeel dat het dringend en onverwijld noodzakelijk is dat de kinderen hangend een nader in te stellen onderzoek naar de vraag of de ondertoezichtstelling geboden is, voorlopig onder toezicht worden gesteld.
Voorts is de kinderrechter van oordeel dat het dringend en onverwijld noodzakelijk is dat de machtiging tot uithuisplaatsing, hangend een nader in te stellen onderzoek naar de vraag of de uithuisplaatsing geboden is, wordt verleend. Daartoe wordt in aanmerking genomen dat thans voldoende gebleken is dat de in artikel 1:265b, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden aanwezig zijn. De gecertificeerde instelling zal dan ook voorlopig worden gemachtigd – zulks in afwachting van het rapport en advies van de Raad – om de kinderen gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen.
Daarbij overweegt de kinderrechter dat de moeder door haar medische toestand de zorg voor de kinderen op dit moment niet op zich kan nemen en dat er ernstige zorgen zijn over de fysieke en emotionele veiligheid van de kinderen bij de vader. De kinderen geven aan bang te zijn voor de vader en willen geen contact met hem. De kinderrechter acht de verzochte maatregelen noodzakelijk om de komende periode nader onderzoek naar de situatie te kunnen doen en de veiligheid van de kinderen te kunnen waarborgen. De kinderrechter zal de maatregelen daarom toewijzen zoals verzocht.
Daarom zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
stelt de kinderen van 15 oktober 2021 tot 1 januari 2022 voorlopig onder toezicht van Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden;
en
machtigt Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] , [minderjarige 4] en [minderjarige 5] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling
en
machtigt Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden [minderjarige 6] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling;
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 14 oktober 2021 door mr. J.J. Peters, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. V.A.H. Schoorl als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 28 oktober 2021.
Voor zover deze beschikking betrekking heeft op de machtiging tot uithuisplaatsing, kan hoger beroep worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.