Overwegingen
1. Eiseres is geboren op [1952] en heeft de Syrische nationaliteit. Zij woont in Syrië. Referent is geboren op [1971] en heeft de Syrische nationaliteit. Hij is de zoon van eiseres en heeft vijf kinderen. De moeder van de kinderen (inmiddels de exechtgenote van referent) is in 2015 met hun oudste kind in Nederland gekomen. Op 16 juni 2017 zijn aan referent en zijn jongste vier kinderen verblijfsvergunningen asiel voor bepaalde tijd verleend. Eiseres wil bij haar zoon en kleinkinderen in Nederland wonen.
2. Verweerder heeft de aanvraag van eiseres afgewezen. Volgens verweerder is er tussen eiseres en referent geen sprake van familie- en gezinsleven in de zin van artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), omdat niet is gebleken dat sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie. Verweerder neemt wel aan dat er familieleven bestaat tussen eiseres en haar kleinkinderen. De belangenafweging valt echter in het nadeel van eiseres uit, omdat aan het belang van de Nederlandse staat meer gewicht toekomt dan aan het belang van eiseres.
Meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen eiseres en referent
3. Eiseres voert aan dat wel degelijk sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen haarzelf en referent. Zij heeft de zorg van referent nodig, omdat zij een zwakke gezondheid heeft. Eiseres werd door referent en haar kleinkinderen geholpen toen zij nog in Syrië woonden en het is op dit moment voor eiseres niet altijd mogelijk om een beroep te doen op derden. Zij is daarmee van referent afhankelijk.
4. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich op het standpunt heeft mogen stellen dat tussen referent en eiseres geen sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie en dat de individuele situatie van eiseres niet zo zwaarwegend is dat de beoordeling alsnog in haar voordeel had moeten uitvallen. Verweerder heeft daarbij mogen betrekken dat eiseres (ook na het vertrek van referent) nog steeds toegang heeft tot medische zorg en dat praktische hulp wordt verricht door anderen, zoals buren. Verweerder heeft hierbij niet ten onrechte betrokken dat eiseres niet exclusief afhankelijk is van referent. Verweerder heeft verder mogen laten meewegen dat eiseres zich al ruim drie jaar redt zonder de hulp van referent en dat eiseres niet met objectieve stukken heeft onderbouwd dat haar andere zonen, die in Syrië wonen, haar waar nodig niet (ook) zouden kunnen helpen. De beroepsgrond slaagt niet.
Belangenafweging: gezinsleven tussen eiseres en haar kleinkinderen
5. Eiseres voert aan dat verweerder een onjuiste belangenafweging heeft gemaakt in het kader van het gezinsleven tussen haar en haar kleinkinderen. Verweerder kent te weinig gewicht toe aan de objectieve belemmering om het gezinsleven in Syrië uit te oefenen. Daarnaast stelt verweerder zonder onderbouwing dat de banden tussen eiseres en haar kleinkinderen minder sterk zijn geworden, omdat niet is betwist dat zij meerdere keren per dag telefonisch contact hebben. Verweerder heeft de belangen van de kleinkinderen te weinig meegewogen en eiseres beroept zich in dat kader op de artikelen 7 en 24 van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie. Eiseres is voor de ontwikkeling van de kleinkinderen van groot belang; zij heeft twee jaar samen met referent volledig de zorgtaken op zich genomen nadat de moeder van de kinderen naar Nederland is vertrokken. De moeder van de kinderen pakt in Nederland haar zorgrol niet (voldoende) op. Ter zitting heeft referent toegelicht dat de moeder van de kinderen wegens psychische problemen haar moederrol niet kan of wil vervullen. Daarnaast heeft referent ter zitting aangegeven dat eiseres altijd bij zijn gezin heeft gewoond en dus ook al voor het vertrek van de moeder van de kinderen zorgtaken op zich heeft genomen.
6. De rechtbank dient te beoordelen of verweerder niet ten onrechte de afweging tussen enerzijds het belang van eiseres bij de uitoefening van het familie- en gezinsleven met haar kleinkinderen in Nederland en anderzijds het algemeen belang van de Nederlandse samenleving bij het voeren van een restrictief toelatingsbeleid, in het nadeel van eiseres heeft laten uitvallen. Deze maatstaf impliceert dat de toetsing door de rechtbank enigszins terughoudend is. Het belang van het kind is een belangrijke omstandigheid die in de belangenafweging moet worden meegewogen. Het hoeft echter niet doorslaggevend te zijn.
7. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder de relevante belangen van eiseres kenbaar betrokken. Verweerder heeft de belangenafweging in het kader van artikel 8 van het EVRM niet ten onrechte in het nadeel van eiseres laten uitvallen. De rechtbank zet hieronder uiteen waarom zij tot dat oordeel komt.
8. Verweerder heeft in het voordeel van eiseres mogen betrekken dat haar identiteit duidelijk is, er van haar geen gevaar voor de openbare orde uitgaat en er een objectieve belemmering bestaat om het gezinsleven in Syrië uit te oefenen. Verweerder heeft evenwel in het nadeel van eiseres mogen laten meewegen dat geen sprake is van inmenging in het gezinsleven van eiseres, omdat zij nooit in Nederland een verblijfsvergunning heeft gehad. Verweerder heeft verder van belang mogen achten dat eiseres gezien haar leeftijd waarschijnlijk geen bijdrage gaat leveren aan de Nederlandse economie en dat het waarschijnlijk is dat zij vanwege haar leeftijd en medische situatie hulpverlening nodig zal hebben en zo een beroep zal doen op de openbare kas en dat ook referent leeft van een uitkering. Verweerder heeft ook bij zijn beoordeling mogen betrekken dat eiseres het familieleven met haar kleinkinderen gedurende drie jaar op afstand heeft kunnen uitoefenen en dat eiseres onvoldoende redenen heeft gegeven waarom dit niet kan worden voortgezet. Verder is niet ten onrechte meegewogen dat het de intentie lijkt te zijn geweest dat het samenwonen van eiseres met de kleinkinderen van tijdelijke aard was, omdat door de moeder om nareis is verzocht voor referent en haar kinderen, maar niet voor eiseres. Ter zitting heeft verweerder gesteld dat ook als hij aanneemt dat eiseres al langere tijd bij het gezin van referent heeft gewoond, hij ervan uitgaat dat eiseres de moederrol pas heeft overgenomen nadat de biologische moeder van de kinderen naar Nederland is vertrokken. Dit strookt met het bezwaarschrift, zodat verweerder hiervan mag uitgaan. Verder mocht verweerder ten aanzien van de kinderen meewegen dat de aanvraag pas anderhalf jaar na hun vertrek is gedaan en dat de biologische moeder van de kinderen in Nederland woont, in dezelfde gemeente als haar kinderen zodat zij in principe haar taak in de verzorging op zich kan nemen. Dat zij hiertoe niet in staat zou zijn, is niet onderbouwd. Dat na de echtscheiding de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij hun vader is, maakt dat niet anders. Er is immers ook een ouderschapsplan met een zorgregeling waarvan voor de naleving beide ouders verantwoordelijk zijn zodat de moeder in staat moet worden geacht of gesteld om in het belang van de kinderen haar zorgtaken te vervullen.
9. Gezien vorenstaande omstandigheden heeft verweerder de belangenafweging niet ten onrechte in het nadeel van eiseres laten uitvallen. De rechtbank ziet onder deze omstandigheden geen grond voor het oordeel dat verweerder doorslaggevend gewicht had moeten toekennen aan het bestaan van een objectieve belemmering om het gezinsleven uit te oefenen in Syrië. De beroepsgrond slaagt niet.
Hoorplicht
10. Tot slot heeft eiseres aangevoerd dat verweerder ten onrechte heeft afgezien van het horen in bezwaar. De rechtbank overweegt dat van het horen in bezwaar kan worden afgezien indien er naar objectieve maatstaven op voorhand redelijkerwijs geen twijfel over mogelijk is dat de gemaakte bezwaren niet tot een andersluidend besluit kunnen leiden.Gezien de motivering van het primaire besluit en hetgeen eiseres hiertegen in haar bezwaarschrift heeft aangevoerd, is aan deze maatstaf voldaan. Ter zitting is gesteld dat de kleinkinderen gehoord hadden moeten worden omdat eiseres een belangrijke rol voor hen had. In het bezwaarschrift is naar voren gebracht dat eiseres na het vertrek van de moeder de zorg voor hen heeft overgenomen. Daarmee gaf het geen nieuwe informatie ten opzichte van hetgeen voorheen bekend was. Verder heeft verweerder reeds erkend dat de kinderen hun oma missen, zodat ook dat geen nieuw gezichtspunt oplevert. Verweerder heeft in het gestelde dan ook geen aanleiding hoeven te zien om over te gaan tot het horen en heeft het bezwaar van eiseres op goede gronden kennelijk ongegrond verklaard. De beroepsgrond slaagt niet.
11. Het beroep is ongegrond.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.J.M. Mol, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Diele, griffier. De beslissing is uitgesproken op 21 januari 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
Afschrift verzonden aan partijen op: