ECLI:NL:RBDHA:2021:11880

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 augustus 2021
Publicatiedatum
1 november 2021
Zaaknummer
AWB 21/4372
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met betrekking tot medische behandeling in Marokko

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 31 augustus 2021 een mondelinge uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening van een Marokkaanse vreemdeling. De vreemdeling had bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000. De vreemdeling stelde dat hij niet in staat was om naar Marokko te reizen vanwege zijn psychische klachten en dat de noodzakelijke medische zorg daar niet beschikbaar of toegankelijk voor hem zou zijn. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat de vreemdeling niet voldoende aannemelijk had gemaakt dat de medische behandeling in Marokko niet toegankelijk was. De voorzieningenrechter oordeelde dat het Bureau Medische Advisering (BMA) had geconcludeerd dat de vreemdeling onder begeleiding naar Marokko kon reizen en dat er daar medische zorg beschikbaar was. De voorzieningenrechter wees erop dat het aan de vreemdeling was om concrete aanknopingspunten te bieden voor twijfel aan het BMA-advies, wat hij niet had gedaan. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen aanleiding was om een voorlopige voorziening te treffen en dat het besluit van de staatssecretaris naar verwachting in bezwaar stand zou houden. De vreemdeling mocht op 1 september 2021 worden uitgezet.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 21/4372
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van 31 augustus 2021 in de zaak tussen

[verzoeker] , geboren op [geboortedatum] 1966, van Marokkaanse nationaliteit, verzoeker,

[V-Nummer]
(gemachtigde: mr. G.P. Dayala),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder(gemachtigde: mr. R. Radema).

Procesverloop

In het besluit van 22 juli 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoeker voor uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) afgewezen.
Verzoeker heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 31 augustus 2021 op zitting behandeld. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk in de taal Arabisch (Marokkaans) was K. Ajdid aanwezig. De gemachtigde van verweerder nam via een beeld- en geluidverbinding deel aan de zitting.
De voorzieningenrechter heeft onmiddellijk na sluiting van het onderzoek op de zitting mondeling uitspraak gedaan.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.

Overwegingen

Griffiegeld
1. Verzoeker heeft verzocht om vrijgesteld te worden van de verplichting om griffiegeld te betalen. Gelet op de verklaring omtrent inkomen en vermogen die verzoeker heeft overgelegd, wijst de voorzieningenrechter dit verzoek toe. Verzoeker hoeft geen griffiegeld te betalen voor de behandeling van zijn verzoek om een voorlopige voorziening.
Standpunt verweerder
2. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat verzoeker niet in aanmerking komt voor uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vw. Verweerder heeft het advies van het BMA [1] van 28 mei 2021 en een aanvullend BMA-advies van 20 juli 2021 aan zijn besluit ten grondslag gelegd. Daarin staat dat verzoeker kan reizen naar Marokko, als hij wordt begeleid en als er sprake is van een fysieke overdracht aan een psychiatrische instelling. Uitblijven van behandeling kan weliswaar leiden tot een medische noodsituatie, maar bij een fysieke overdracht zal dat zich naar verwachting niet voordoen. Verzoekers stelling dat hij niet behandeld kan worden door een andere psychiater dan de psychiater waar hij al lang onder behandeling staat, blijkt volgens verweerder niet uit de stukken. Van een onderbreking van de behandeling zal volgens verweerder geen sprake hoeven te zijn, omdat er ook medische zorg is in Marokko. Verzoeker heeft volgens verweerder onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de noodzakelijke medische zorg in Marokko feitelijk niet toegankelijk is voor hem. Verweerder wijst hierbij op vaste jurisprudentie over het arrest Paposhvili. [2] Verzoeker heeft niet met stukken onderbouwd dat hij de medische behandeling in Marokko niet kan betalen.
Standpunt verzoeker
3. Verzoeker heeft aangevoerd dat er een medische noodsituatie zal optreden als hij wordt uitgezet. Zijn behandeling door het FACT-team van [naam 3] is langdurig en kan niet onderbroken worden. Verzoeker stelt zich op het standpunt dat het BMA onvoldoende is ingegaan op de informatie en rapporten van [naam 3] van 2 februari 2021 en 24 juni 2021 en van psychiater [naam 1] van 2019 en 2021. Het BMA heeft deze informatie volgens verzoeker niet weerlegd, terwijl bekend is dat zijn gezondheidstoestand erg slecht is. Verzoeker wijst in dit kader op rechtsoverwegingen 183 en verder van het arrest Paposhvili. Het ligt op de weg van verweerder om aannemelijk te maken dat verzoeker in Marokko wel een beroep kan doen op medische zorg. Verzoeker is dakloos en werkloos en gelet op zijn psychische toestand niet in staat om te werken. Verzoeker heeft dan ook geen middelen om zijn behandeling te financieren. Behandelend psychiater [naam 2] heeft ook twijfels geuit over de beschikbaarheid en feitelijke toegankelijkheid van de behandeling in Marokko. Ook heeft verzoeker nog een brief ingebracht van [naam 3] van 23 augustus 2021. Verweerder heeft verder onvoldoende gemotiveerd dat geen sprake zal zijn van schending van artikel 3 van het EVRM. [3]
Beoordeling door de voorzieningenrechter
4. Op grond van artikel 64 van de Vw blijft uitzetting achterwege zolang het gelet op de gezondheidstoestand van de vreemdeling niet verantwoord is te reizen. Volgens paragraaf A3/7 van de Vreemdelingencirculaire 2000 blijft de uitzetting achterwege als het BMA aangeeft dat:
1) vanwege de gezondheidstoestand van de vreemdeling deze niet in staat is om te reizen;
2) de stopzetting van de medische behandeling een medische noodsituatie doet ontstaan; en
3) de medische behandeling van de medische klachten niet kan plaatsvinden in het land van herkomst of een ander land waar de vreemdeling naar kan vertrekken.
Onder een medische noodsituatie verstaat de verweerder: die situatie waarbij de vreemdeling lijdt aan een stoornis, waarvan op basis van de huidige medisch-wetenschappelijke inzichten vaststaat dat het achterwege blijven van behandeling binnen een termijn van drie maanden zal leiden tot overlijden, invaliditeit of een andere vorm van ernstige geestelijke of lichamelijke schade.
5. De aard van verzoekers klachten staat in het BMA-advies omschreven. Verzoeker heeft psychische klachten vanuit schizofrenie, een depressieve stoornis en zwakbegaafdheid. Verzoeker staat sinds 2015 onder behandeling van het FACT-team (een psychiater en sociaalpsychiatrisch verpleegkundige). Verzoeker gebruikt een medicijn tegen psychoses en vitamine D. Er is geen sprake van mantelzorg. Volgens het BMA-advies kan verzoeker reizen, als hij tijdens zijn reis zal worden begeleid door een psychiatrisch verpleegkundige en hij bij aankomst in Marokko zal worden overgedragen aan een behandelaar. Uit het advies van het BMA volgt verder dat als de medische behandeling van verzoeker achterwege blijft, dit op korte termijn zal leiden tot een medische noodsituatie. Uit het advies blijkt echter ook dat de medische behandeling in Marokko aanwezig is. In het aanvullend advies van 20 juli 2021 staat dat het standpunt van de behandelaars dat de behandeling niet kan worden overgedragen niet wordt onderbouwd. Volgens het aanvullend advies is met een fysieke overdracht en voortzetting van een soortgelijke behandeling geen medische noodsituatie op korte termijn te verwachten. Daarnaast kan tot opname worden overgegaan als de toestand van verzoeker dat zou vereisen.
6. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State [4] is een advies van het BMA een deskundigenadvies ten behoeve van de uitoefening van de bevoegdheden van verweerder. Als dit advies naar wijze van totstandkoming zorgvuldig en naar inhoud inzichtelijk en concludent is, mag verweerder in beginsel van dit advies uitgaan, tenzij concrete aanknopingspunten bestaan voor twijfel aan de juistheid of volledigheid ervan. Het is aan verzoeker om die punten naar voren te brengen.
7. De voorzieningenrechter is van oordeel dat verzoeker geen concrete aanknopingspunten heeft aangedragen voor twijfel aan het BMA-advies. Dat de behandelend psychiater [naam 2] behandeling in Marokko niet mogelijk acht, is onvoldoende. De brief van 23 augustus 2021 van de psychiater verschilt niet van de informatie die al bekend was bij het opstellen van het BMA-advies. Er was voor verweerder daarom geen reden om de brief nog voor te leggen aan het BMA.
8. Het betoog dat verweerder onderzoek had moeten doen naar de feitelijke toegankelijkheid van de behandeling kan evenmin slagen. Verzoeker heeft zijn stelling dat de zorg in Marokko om financiële redenen voor hem niet toegankelijk is, niet onderbouwd. In het arrest Paposhvili heeft het Europees Hof voor de Rechten van de Mens overwogen dat het op de weg van de vreemdeling ligt om aannemelijk te maken dat zich een reëel risico zal voordoen op schending van artikel 3 van het EVRM. Het door verzoeker aangehaalde artikel over de algemene toestand van de gezondheidszorg in Marokko is hiervoor onvoldoende. Er zijn geen stukken overgelegd die concreet betrekking hebben op de financiële positie van verzoeker en zijn familie en ook niet over eventuele kosten van de behandeling.
9. Het BMA heeft verder de reisvoorwaarde van begeleiding en een fysieke overdracht gesteld en heeft vermeld dat dan een medische noodsituatie op korte termijn niet te verwachten valt. Verweerder kon ook op dit punt van het BMA-advies uitgaan. Verder heeft de gemachtigde van verweerder op de zitting toegelicht dat aan deze voorwaarden zal worden voldaan en hoe dat vorm krijgt. De DT&V [5] heeft geregeld dat verzoeker op de dag na de zitting rechtstreeks vanaf Rotterdam Airport naar Al Hoceima zal vliegen. Er gaat een medische begeleider mee en iemand van de afdeling Bijzonder Vertrek van de DT&V. Verzoeker zal worden overgedragen aan een psychiater die op het vliegveld van Al Hoceima aanwezig zal zijn. De behandeling van de psychiater is voor het eerste half jaar al betaald en verzoeker krijgt geld mee voor zes maanden medicatie en voor levensonderhoud voor een jaar. De DT&V heeft de beschikbare medische stukken naar het Frans laten vertalen ten behoeve van de Marokkaanse behandelaar. De uitzetting vindt plaats naar Al Hoceima en niet naar een andere Marokkaanse stad, omdat verzoeker daar zelf om gevraagd heeft. Volgens de DT&V heeft verzoeker zelf verklaard dat hij in Al Hoceima in het huis van zijn overleden ouders kan gaan wonen. Verzoeker heeft geen concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de juistheid van deze informatie naar voren gebracht. Verweerder heeft hiermee voldoende gemotiveerd dat aan de voorwaarden van het BMA zal worden voldaan.
10. Onder deze omstandigheden zal het besluit naar verwachting in bezwaar standhouden en bestaat er geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen. Het verzoek wordt dus afgewezen. Dit betekent dat verzoeker op 1 september 2021 mag worden uitgezet. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal.
mr. F.P. van Straelen mr. M.J.M. Langeveld
griffier
voorzieningenrechter
afschrift verzonden op:

RECHTSMIDDEL

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Bureau Medische Advisering.
2.Arrest Paposhvili tegen België van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens van 13 december 2016, nr. 41738/10, ECLI:CE:ECHR:2016:1213JUD00417381.
3.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
4.Bijvoorbeeld de uitspraak van 13 oktober 2010, ECLI:NL:RVS:2010:BO0794.
5.Dienst Terugkeer & Vertrek.