ECLI:NL:RBDHA:2021:11879
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Afwijzing herhaalde asielaanvraag en verzoek om voorlopige voorziening van een Irakese eiser
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 september 2021 uitspraak gedaan in een procedure waarbij een Irakese eiser een herhaalde aanvraag om een verblijfsvergunning asiel indiende. De eiser had eerder, op 21 juli 2018, een aanvraag ingediend die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. De eiser stelde dat hij vanwege zijn verstandelijke handicap in Irak gediscrimineerd werd en dat hij geen menswaardig bestaan kon opbouwen. De staatssecretaris verklaarde de opvolgende aanvraag van 18 juli 2021 niet-ontvankelijk, omdat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die relevant waren voor de beoordeling van de aanvraag. De rechtbank ontving het beroepschrift van de eiser op 17 augustus 2021 en op dezelfde dag werd ook een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend. Tijdens de zitting op 6 september 2021 was de eiser niet aanwezig, maar de staatssecretaris was vertegenwoordigd. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten en kwam tot de conclusie dat de aanvraag op goede gronden niet-ontvankelijk was verklaard. De rechtbank oordeelde dat de eiser niet voldoende nieuwe feiten had aangedragen die niet eerder in de procedure naar voren waren gebracht. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om een voorlopige voorziening af, omdat er geen aanleiding was om de uitzetting te verbieden.