In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Den Haag op 21 september 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen werkneemster en haar werkgever, Personal Selection Agency B.V. (PSA). Werkneemster, die sinds 1 juli 2020 in dienst was bij PSA, vorderde onder andere betaling van achterstallig loon, vakantiegeld en een transitievergoeding, na de beëindiging van haar dienstverband per 1 januari 2021. De kern van het geschil was of er een vaststellingsovereenkomst (VSO) tot stand was gekomen tussen partijen, waaruit werkneemster rechten kon ontlenen, zoals ontheffing van het relatiebeding en recht op vergoeding van advocatenkosten. PSA betwistte de totstandkoming van de VSO en stelde dat werkneemster haar arbeidsovereenkomst in strijd met de opzegtermijn had beëindigd.
Tijdens de mondelinge behandeling op 30 augustus 2021 is gebleken dat partijen geen schikking hebben bereikt. De kantonrechter heeft vastgesteld dat het dienstverband per 1 januari 2021 is geëindigd, maar dat werkneemster recht heeft op doorbetaling van haar salaris over december 2020, vakantiegeld en een transitievergoeding. De kantonrechter heeft de vorderingen van werkneemster grotendeels toegewezen, met uitzondering van de vordering tot vergoeding van advocatenkosten en de volledige vernietiging van het relatiebeding. PSA is veroordeeld tot betaling van een netto bedrag aan werkneemster, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. Tevens is PSA in de proceskosten veroordeeld.
De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke afspraken in arbeidsovereenkomsten en de gevolgen van het niet naleven van deze afspraken. De kantonrechter heeft de vordering tot vernietiging van het relatiebeding gedeeltelijk toegewezen, waarbij het beding in stand blijft voor bepaalde relaties van PSA. De uitspraak is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.