In deze beschikking heeft de Rechtbank Den Haag op 15 oktober 2021 een zorgregeling vastgesteld voor de minderjarige [voornaam minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2011, na een langdurige procedure tussen de ouders. De moeder, [X], en de vader, [Y], zijn sinds december 2016 gescheiden en hebben sindsdien geprocedeerd over de zorg- en opvoedingstaken van hun zoon. De rechtbank heeft vastgesteld dat de moeder onvoldoende ruimte biedt voor contact tussen de vader en de zoon, terwijl dit contact noodzakelijk is voor de emotionele ontwikkeling van de minderjarige. Proefcontacten tussen de vader en de zoon zijn positief verlopen, wat de rechtbank heeft doen besluiten om een zorgregeling op te stellen.
De rechtbank heeft de ouders eerder verwezen naar Enver voor ouderschapsbemiddeling en omgangsbegeleiding, maar deze bemiddeling heeft niet het gewenste resultaat opgeleverd. De Raad voor de Kinderbescherming heeft in zijn rapportage aangegeven dat het vrijwillige kader niet voldoende is voor het opbouwen van een regelmatig contact tussen de vader en de zoon. De rechtbank heeft daarom besloten om een eindbeslissing te nemen over de zorgverdeling, waarbij het belang van de minderjarige voorop staat.
De zorgregeling houdt in dat de minderjarige om de week op zondag van 12.00 uur tot 16.00 uur bij de vader zal zijn, met de mogelijkheid tot uitbreiding van deze regeling naarmate het contact vordert. Daarnaast zal er wekelijks videobellen plaatsvinden op woensdagavond. De rechtbank heeft benadrukt dat de moeder haar eigen gevoelens over de vader moet loslaten en de zoon de ruimte moet geven om contact met zijn vader te hebben. De rechtbank heeft de ouders aangespoord om samen te werken met de Jeugdbeschermingstafel en betrokken hulpverlening om de voortgang van de regeling te waarborgen.