ECLI:NL:RBDHA:2021:11808
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek om voorlopige voorziening in het kader van de Dublinverordening met betrekking tot asielaanvraag
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 22 oktober 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster, een asielzoekster, had tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beroep ingesteld, omdat haar asielaanvraag niet in behandeling was genomen. De staatssecretaris stelde dat Denemarken verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag. Verzoekster verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, omdat de overdrachtstermijn op 26 oktober 2021 zou verstrijken.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 20 oktober 2021 behandeld, waarbij verzoekster werd bijgestaan door haar gemachtigde en een tolk aanwezig was. De rechtbank heeft geconstateerd dat er belangen zijn die een spoedige uitspraak vereisen, zoals vastgelegd in de Dublinverordening. De voorzieningenrechter heeft besloten om het verzoek om een voorlopige voorziening toe te wijzen, wat betekent dat het bestreden besluit wordt geschorst. Dit houdt in dat verzoekster niet mag worden overgedragen aan Denemarken totdat er een beslissing is genomen op het beroep.
De uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, in aanwezigheid van mr. W. van Loon als griffier. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.