ECLI:NL:RBDHA:2021:11805
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek om voorlopige voorziening in het kader van de Dublinverordening met betrekking tot asielaanvraag
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 22 oktober 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, wiens naam niet is vermeld, had een asielaanvraag ingediend die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen op de grond dat Denemarken verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 20 oktober 2021 behandeld, waarbij verzoeker werd bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. R.A.P.M. van der Zanden, en een tolk, A. Toma. De staatssecretaris was vertegenwoordigd door mr. E.J.L. van de Glind.
De rechtbank heeft overwogen dat de overdrachtstermijn op 26 oktober 2021 verstrijkt en dat er op grond van de Dublinverordening spoed is geboden bij de uitspraak. De voorzieningenrechter heeft daarom besloten om het verzoek om een voorlopige voorziening toe te wijzen. Dit houdt in dat het bestreden besluit wordt geschorst en dat verzoeker niet mag worden overgedragen aan Denemarken totdat er op het beroep is beslist. De voorzieningenrechter heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.